In het Diester Begijnhof ontmoette wij de voormalige tandarts van het plaatsje die druk doende was een randje groen tegenover zijn huis te onderhouden. Hij vroeg waar we vandaan kwamen, maar het was hem allang duidelijk dat het om ‘Hollanders’ ging. Ons antwoord was alsof je er een kwartje ingooide. Met passie en plezier begon hij stukken geschiedenis van zijn Diest naar boven te halen. Over het Begijnhof natuurlijk, maar ook over de graanmarkt waar vroeger zijn praktijk had gezeten. Hij bejubelde de Nederlandse kruisheren die zeer lange tijd het plaatsje bedolven hadden onder hun goedaadigheid en hij noemde Philips Willem die hier als lid van de Oranjes begraven ligt. Nadat hij zich voor de vijf of zesde keer verontschuldigd had voor alle informatie die hij over ons uitstortte, namen we afscheid van de gewezen tandarts. Leuke mensen, die Belgen.
Rond een uur of zeven werden we wakker van het geluid van een bezinebrander die overuren stond te maken. Gisteren was er nog een gezin op de fiets op de camping aangekomen en die gingen er blijkbaar vroeg vandoor. Moet ook wel, want ze wilden aanstaande vrijdag in Parijs zijn. Dat is dan even doortrappen. Wij doen het deze vakantie wat rustiger aan en zetten de wekker op half acht. Meestal halen we dat niet aangezien we heel vroeg gaan slapen en Madeleine wakker wordt van de mijn-rug-wil-niet-meer-op-dit-matje-liggen-wekker.
Het ontbijt is wel eens van hogere kwaliteit geweest. Oud brood met voorverpakte kaas, waarbij niet meer duidelijk is of de verpakking er af is of niet en 2 krentenbollen, weggespoeld met oploskoffie die ik nog over had van vorig jaar. Een beter campinggevoel kun je niet krijgen. Nog voor het gezin met de vele kilometers voor de boeg verlieten we de camping. Op weg naar Diest.
Ik weet niet of het fenomeen nog bestaat, maar als de grenspalen challenge nog in leven is, dan heb ik er weer eentje bij.
Nu wordt mij wel eens verweten dat ik sommige verhalen wat aandik. Jort noemt dat ‘piratenverhalen’. Maar de Limburgers aan de andere kant van de grens kunnen er ook wat van. Zo wordt leuk fietsen over een oud spoorlijntje in een keer een ‘Limburgs Fietsparadijs’. Wel deze Adam en Eva vinden spoorlijntjes vrij snel saai en plukken graag hun appeltje langs wat bochtige landweggetjes of in een mooi bos. Gelukkig had Paul Benjaminse goed op tijd door dat hij niet de hele route in een rechte lijn kon laten lopen en sloegen we rechtsaf een kronkelig landweggetje op.
Het landweggetje werd al snel gevolgd door een bos. Maar zoals zoveel donkere bossen, is dit bos niet zonder gevaar. Als je het fietspad verlaat, kan er op je gejaagd worden. Een snelle plaspauze kan zo catastrofale gevolgen hebben.
Bij Beringen rijden we langs het Mijnmuseum. Leuk en interessant om te bekijken, maar een beetje te veel en te groot om dat op een fietsdag te doen. Dat moet maar een keer als we een lang weekendje Eindhoven doen.
Het is nog relatief vroeg als we het einde van de etappe naderen en we besluiten eerst Diest te veroveren, voordat we onze trekkershut opzoeken. Er is helaas geen camping op befietsbare afstand van Diest maar het Provinciaal Domein verhuurt 2 trekkershutten. Reserveren is in Augustus wel aan te raden.
In Diest gaan we eigenlijk direct voor het Begijnhof. Door Paul Benjaminse beschreven als een van de mooiste en meest authentieke exemplaren van België. En inderdaad, het is een plaatje. Het Begijnhof is wel anders dan die ik ken uit Nederland. Van een hofje mag je hier zeker niet spreken. Met een grote witte kerk in het midden en dan omzoomd met toch wel hoge gebouwen. Een van de gebouwen is uit 1662 en 3 verdiepingen hoog. Dat was in die tijd gewoon een flat.
We gaan straks voor de avondetappe naar de Grote Markt in Diest. Kijken of ik daar het eerste biertje van de vakantie kan scoren.