Bretagne en Normandië – Etappe 14 (Bretteville – Saint Vaast la Hougue [45km])
Wat is de ideale trekkerscamping? Ik stel me deze vraag op een camping die zijn vier sterren ontleent aan een zwembad en een speeltuin. Maar wat zou voor trekkers een ‘vier sterren camping’ zijn?
Om te beginnen staan er alleen tentjes. Geen kampeerklikos, geen tuktrucks en geen foutwagens. Alleen maar tentjes op een veld. Niet met omhaagde plekken, maar lukraak, daar waar de trekker denkt goed te staan. Tussen de tentjes staan voldoende picknick banken. Het sanitair is sober maar schoon en heeft naast een heerlijk warme douche een wasruimte die niet vervuilt wordt door een stortplaats voor portapoties. In de slechtweerruimte met kleine bibliotheek staat een koelkast naast een set ‘lockers’ waarin je veilig je telefoon en navigatie kunt opladen. Om de hoek staat een professionele wasmachine met een bordje erbij dat de je met de wasknijpers in het mandje de was buiten aan de daarvoor bestemde waslijnen kunt hangen.
De vriendelijke receptionist vraagt hoeveel brood en welk soort je morgenochtend wilt hebben en wijst je op het bescheiden campingcafeetje waar niet alleen buitengewoon goede koffie wordt geschoken, maar ze ook Paix Dieu op de tap hebben. Het is tot 11 uur ‘s-avonds gezellig op de camping, waar je ervaringen en sterke verhalen uitwisselt met andere trekkers. Om 11 uur breekt iedereen op en gaat lekker pitten. Niemand snurkt.
Terwijl ik door het gaas van mijn binnentent uitkijk over het prachtige meer, schrijf ik mijn verhaaltje om het daarna te plaatsen via razendsnelle WiFi. Zo ongeveer ziet mijn ideale camping eruit.
Voor vandaag hebben we voldaan aan de tweede wet van Jaap. Waar de eerste wet van Jaap nog iets zegt over hoeveel kilometer je moet hebben gefietst voordat je appeltaart mag, zegt de tweede dat je elke vakantie 1 keer een kerk moet hebben bezocht. Vandaag was het voor ons zo’ndag.
De kerk van Neville is bekend vanwege haar hangende boot. Toen Madeleine mij de beschrijving voorlas, creëerde ik voor mezelf een beeld van een levensechte boot, die ergens onder het dak van de kerk was opgehangen. De werkelijkheid bleek een schaalmodel te zijn, die tussen de Katholieke kroonluchters door naar het altaar probeerde te varen. Wel een mooie kerk, dat wel.
Het was een toeristische etappe. De etappe was kort en niet moeilijk, hetgeen weinig hoogtemeters betekent. Het was mooi weer en er stonden een aantal ‘attracties’ op het programma, waaronder de kerk in Neville.
Gatteville Phare heet zo, omdat ‘phare’ vuurtoren betekent. De vuurtoren van dit dorp is de hoogste van Frankrijk en daardoor een trekpleister. Het is misschien de hoogste, maar zeker niet de mooiste. Dat moet Kees Swart ook hebben gevonden, want de route hield ruimschoots afstand van het ding. Je kunt hem beklimmen, naar het schijnt, maar dat hebben we dus achterwege gelaten.
Op naar het schattige haventje van Barfleur. Een vroeger vissersdorpje dat een dramatische daling in inwonersaantal heeft gekend en nu met 600 man de plezierjachten ontvangt. Het is inderdaad wel een aardig haventje,maar om er nou een trekpleiser van de maken, vind ik wat overdreven.
Op naar eindbestemming Vaast. Of Saint Vaast La Hougue zoals het officieel heet. Over de camping kunnen we kort en krachtig zijn. Veel geld voor weinig plezier, maar het plaatsje is zeker de moeite waard. Wel een beetje een hoog Frans ‘Gaastra met rode broeken’ gehalte, maar een charmant haventje met leuke tentjes. Het is niet geheel zonder reden dat in 2019 Vaast is uitgeroepen als het best leefbare dorp van Frankrijk. In de haven liggen naast de talloze plezierjachten en bootjes ook nog echte vissersboten. Met bijbehorende odeur, dat dan ook weer wel.
Verschillende gezichtspunten vanuit Vaast, inclusief veerboot dat een amfibievoertuig blijkt te zijn.
Bretagne en Normandië – Etappe 9 (Saint Benoit des Ondes – Genêts [83km])
De etappe is relatief vlak vandaag. Geen steile klimmetjes of gevaarlijke afdalingen over losliggend grind. Kees Swart vond dat blijkbaar ook wat te dol worden, dus bedacht hij nog een ommetje over Mont Dol. De Tour de Manche gaat daar gewoon rechtdoor langs de kust, dus als je ook geen zin hebt in dat ene klimmetje is dat een goede optie.
En meestal valt er wel wat te klagen over het weer. Vanochtend hebben we de laatste spetters geïncasseerd, maar dat mag eigenlijk geen naam hebben. Er stond wel een stevige wind, maar die was de eerste 60 kilometer in de rug. Dus daar kan ik ook niet over klagen. Het weer werd ook steeds beter en ik zit nu zelfs tegen een strak blauwe lucht aan te kijken.
Maar er moet toch wat zijn wat weer hopeloos in het honderd is gelopen. En dat klopt. Na een kilometer of 5 had ik een lekke band. En niet zomaar een, maar eentje waarbij je binnen een minuut geen lucht meer in je band hebt zitten. Een serieus gat dus. En dat terwijl ik er dit jaar nagelnieuwe Schwalbe Marathon Supreme antilek banden onder heb gezet.
Dit verraad al en beetje mijn onderhoudsdrift. Ronald kijkt me ook altijd een beetje afkeurend aan als ik uitleg hoe serieus ik het onderhoud aan mijn fiets neem. Mijn Santos is 11 jaar oud. De achterband heb ik na een jaar of 8 een keer vervangen door een iets minder versleten exemplaar van mijn dochters fiets. De voorband is dit voorjaar na 11 jaar voor het eerst afgekomen. Natuurlijk is de binnenband dan ook 11 jaar oud, maar deze heb ik zonder blikken of blozen gewoon weer in de nieuwe buitenband gelegd. Daar kreeg ik vandaag spijt van.
Ik was bang dat mijn antilekband minder antilek was dan ik dacht. Maar dat is vooralsnog niet waar. Het probleem was dat mijn ventiel en mijn band niet langer een eenheid vormden. Het ventiel was er finaal afgescheurd. Ouderdom, ongetwijfeld. Ik had er natuurlijk na 11 jaar preventief een nieuw binnenbandje in moeten leggen.
En onmiddellijk diende zich een volgende onvolkomendheid in de voorbereiding aan. Ik had alleen een Co2 pomp meegenomen en al tweederde van 1 patroon besteed aan hulp aan een noodlijdende Fransman. Daarmee had ik nog 1 patroon over en die wilde ik liever niet direct verspillen. Gelukkig is Madeleine een stuk slimmer dan ik en die heeft bij een nabijgelegen huis een fietspomp geregeld. Het ding was van een leeftijd dat het een mooie plek in het museum van Louison Bobet verdiende, maar als je alle onderdelen bij elkaar hield, werkte hij nog naar behoren. 80% van de band met de handpomp en de laatste 10% met het restant uit het aangebroken Co2 patroon. De allerlaatste 10% moesten maar wachten op een benzinestation met luchtpomp.
Ondanks de relatief makkelijke etappe had ik het zwaar vandaag. De benen waren niet eens slecht, maar tussen de oren voltrok zich een verkeerd proces.
Misschien was het omdat de route een beetje saai was. We reden eigenlijk om een berg met een kerk heen. Mont Saint Michel is natuurlijk niet zomaar een berg met een kerk, of eigenlijk een klooster, maar natuurlijk een wereldberoemd Unesco werelderfgoed berg met klooster. Monniken zitten er al sinds 2001 niet meer, omdat het er wemelt van de toeristen die over het dammetje naar het eiland willen lopen. Gelijk hebben ze. Vroeger was het nog enigszins spannend, want toen liep er een getijdeweg naar de berg. Dus als je niet goed timede, hd je op zijn minst natte voeten. Ondanks dat mij dit toch een buitengewoon effectieve manier lijkt om van overtollige Japanse toeristen af te komen, heeft de Franse overheid besloten een serieuze dam aan te leggen, waar je zonder gevaar voor leven overheen kunt.
Maar vandaag was de berg er altijd. Soms even verborgen achter een paar bomen, maar dan doemde hij weer in volle glorie op. En het is best wel een apart ding. Ik vind hem zelfs een beetje lelijk. Het heeft de vorm van een verse drol en de kerktoren lijkt er ook een beetje willekeurig op neer gepleurd. Maar goed Unesco Wereld Erfgoed, dus we vinden het mooi.
Vandaag verblijven we op een viersterren camping. Niet omdat het kan, maar omdat het moet. Er is nog een camping in Genêts, maar die is ‘tijdelijk gesloten’. En ook onze camping was lastig te vinden, want volgens Kees Swart zijn boekje heette het ‘Coques d’Or’. Maar waarschijnlijk omdat de Engelsen hier steeds van in de lach schoten, hebben ze de camping omgedoopt tot Côte d’O. De viersterren slaan natuurlijk op het zwembad, de aanwezigheid van een min vier sterren restaurant en de onvermijdelijke animatie. De sanitaire voorzieningen van menig andere camping is beter dan deze en faciliteiten voor trekkers zoals een picknickbank bij de tentplek en een slechtweergelegenheid ontbreken volkomen. Maar met fietsen heb je niet altijd een keus en mag je het doen met de camping die de route je voorschotelt.
De wind draait lekker mee naar Noord to Noord-Oost de komende dagen, hetgeen ons verzekerd van een prettige tegenwind. Maar dat zijn zorgen van morgen. Vandaag is het genieten van eindelijk weer eens wat zon.
De hele dag buiten spelen
Een rit door Drenthe, Friesland en Flevoland.
Vandaag ben ik vroeg op pad. Althans, voor mijn doen. Het is oktober en acht uur ’s morgens. Net een half uur licht, maar het is nog wat schemerig. Voor de zekerheid maar de lampjes aan. De zon gaat schijnen en met open mond fiets ik door het Dwingelderveld. Niet omdat ik buiten adem ben, maar het schouwspel van mist, natuur, kleuren en opkomende zon is zo mooi! Ik stop voor de vijftiende keer om een foto te maken. Dit is geluk op de fiets, prachtig! En ik ben nog maar net op pad. Gelukkig heb ik het niet koud, maar ik moet niet te lang stilstaan merk ik. Ik zoef weer door het bos over een slingerend fietspaadje, de zon aan mijn rechterkant…
Adrenaline
Na het Dwingelderveld volgt het Hijkerzand. Een wat open terrein met veel riet en weinig bomen. Er lopen Heckrunderen. Wanneer een paar van die beesten iets verderop over het fietspad slenteren, ben ik relatief dichtbij. Een grote met een fors stel horens en enkele kleinere varianten. Ze zijn toch best imposant, zeker als je ziet dat een van die kleinere een jong is en het rund-met-de-grote-horens (ik denk papa-rund) ineens stopt en jou aankijkt… Ik denk dat-ie me niet eerder opmerkte en nu plotseling een vreemd rechtop staand wezen voor zich ziet. Alles staat stil. Ik ook. Maar ik wil wel graag verder. Dan maar omlopen door de greppel. Fiets optillend loop ik door wat runderpoep, takjes, blaadjes en hoog gras… Het jong rent ineens hard weg van het fietspad. Ik denk dat het schrok, omdat ik beweeg en voor hem of haar onverwachte geluiden maak… Als papa-rund nu maar niet…
Mijn adrenaline zet me op scherp om elk moment op mijn fiets te kunnen springen en heel hard te gaan fietsen. Niet dat dat zin heeft, want ik sta van het pad af, op het fietspad liggen bladeren, ik moet inklikken als ik op mijn fiets zou springen en bovenal: de ketting ligt op het buitenblad. No way dat ik als een profrenner uit een peloton zou kunnen wegdemarreren van papa-rund. Bij de tijd dat ik op de fiets zou zitten en mijn schoenen in een vloeiende prof-reflex ingeklikt zou hebben, zou grote-papa-met-de-horens al naast mijn fietsje staan… Gelukkig gaat alles goed en blijft het rustig in het bos, op mijn adrenaline-niveau en hartslag na dan…
Ik rijd door een buitenwijk van Assen. Vinex, geen mooi centrumpje of pleintje. Daarvoor had ik in Assen zelf moeten zijn. Een mooi centrum, maar niet voor vandaag. Mijn route slingert verder om de stad heen door het mooie Noord-Drentse landschap. Na een bruggetje over de Drentse Aa rijd ik door Amerika en daarna de gemeente Groningen in. Al nadenkend hierover is het wel een vreemde gewaarwording en het klinkt als een slechte woordgrap. Ik weet dat er meer plaatsen in Nederland zijn met namen van landen of buitenlandse steden. Zo liggen Egypte en Moskou in Friesland. Misschien een idee voor een route die langs dit soort plaatsjes voert? Al mijmerend over nieuwe routes rijd ik ongemerkt Friesland binnen.
Jarig
Gisteren zei mijn agenda dat Ed, een vriend van mij, vandaag jarig is. Ik wil hem even een berichtje sturen. Even later kom ik langs een straatnaambordje ‘Jarig van der Wielen Wei’. Gedachteloos rijd ik er voorbij en een kilometer of wat later denk ik plots “hee, jarig?” Te laat! Zo’n straatnaam bedenk je toch niet? Ik heb geen zin om terug te rijden, dus dan maar een foto van het plaatsnaambord Bakkeveen (Bakkefaen) met groeten uit Fryslan… ook leuk.
In Bakkeveen vind ik ondanks de lockdown een snackbar die open is en koffie heeft mét warme appeltaart. Ze willen ook mijn bidon bijvullen. Buiten in het zonnetje verorber ik mijn koffie met gebak, zittend op een plantenbak aan een parkeerplaats. Het is een graad of 10, maar in de zon is het heerlijk warm. Ik neem een hap. Proficiat Ed!
Ik ga weer verder over leuke bospaadjes. Het is hier werkelijk prachtig. Overal liggen goede fietspaden met af en toe wat goed berijdbaar gravel of een zandpaadje. Ik hou vooral van afwisseling in de omgeving en dat is hier volop. Een mooie bomenrij, dan weer een slingerend pad tussen weilanden, een smal zandpad door het bos, een weg langs een akker met vergezicht, en gravel langs afgelegen kerkjes in het groen. Geen verveling. Dit is genieten, geluk op de fiets!
In Jubbega rijd ik in het gezellige mini-centrum langs een viskraam. Het ruikt lekker, zal ik hier wat eten? Ik heb nog niet echt honger dus ik rijd door. Even later krijg ik spijt, want stiekem heb ik eigenlijk toch best trek in een bakje kibbeling. Ik zeg tegen mezelf dat er in het volgende dorp ook vast een viskraam staat, maar meteen zegt een stemmetje: “Jaja, nou, de kans op weer een viskraam is net zo groot als een tweede bordje ‘Jarig van der Wielen Wei’”. Het volgende dorp is Oldeberkoop. Een bakker! Voor een fietser ook een prima pleisterplaats. Ik koop een chocoladeroombroodje dat ik op een bankje bij de kerk opeet.
Mentaal dingetje
Het is vandaag een lange rit. Dat weet ik, want ik heb hem zelf gepland en weet de totaalafstand: 210km. Mijn sporthorloge legt mijn afgelegde route en afstand vast. Op mijn stuur zit mijn telefoon met enkel de route en het pijltje dat aangeeft waar ik ben. Ik weiger vanaf nu op mijn horloge te kijken om te zien hoever ik al heb gefietst. Dat gaat altijd tegenvallen is mijn ervaring. Ik ga dan rekenen hoever het nog is en ga de route dan verdelen in stukken. 85km is bijv naar mijn werk en terug. 100km is mijn vaste rondje Loosdrechtse plassen. Ik onderdruk de mentale drang om toch te kijken, ook als mijn horloge piept om aan te geven dat ik alweer 5 km verder ben en mij lonkt “kijk, kijk dan toch!”. Ik neem mij voor dat ik pas in Flevoland kijk, want dan heb ik ruim de helft afgelegd.
Het helpt, ik kijk veel meer rond en houd me niet bezig met afstanden. Ik zie wel en luister naar mijn benen. Dit voelt lekker. Als het te vermoeid voelt, ga ik gewoon langzamer fietsen. Als gevolg geniet ik oprecht van het fietsen en de omgeving.
Vanaf Wolvega volgt een fietspad langs de Linge (of Lenge op z’n Fries). Dit riviertje kronkelt door het landschap en vormt voor een deel de grens met Overijssel. Geen auto’s, alleen maar fietspad. Heerlijk in alle rust op m’n fiets. En de hele dag schijnt de zon! Het fietspad wordt even later een bredere weg. Er rijdt gelukkig weinig verkeer en het uitzicht en het slingerende dijkje blijven. Voor ik het weet moet ik afbuigen naar het zuiden. Hier houdt Friesland op en rijdt ik een klein stukje door Overijssel. Daarna ben ik al in Flevoland. Nou ja, de Noordoostpolder dan. “Almere is nog ver” denk ik. Leuke tekst voor op een T-shirt. Mijn horloge houd ik nog afgedekt onder mijn mouw.
Na Kuinre rijd ik de Noordoostpolder in. Ik volg eerst een aardig fietspad door een stukje bos. Feitelijk is dit uitstel van executie, want de NOP heeft veel, heel veel rechte wegen en daar is echt geen ontkomen aan. Toch heb ik bij het plannen nóg een kronkelig fietspad gevonden door een stukje mooie natuur, vlak boven Emmeloord: De Burchttocht. Via een park rijd ik Emmeloord in.
Herrie
In het centrum van Emmeloord zoek ik naar een afhaalkoffietent. Die is er! Er staat een bord buiten met ‘afhalen’. Daar moet ik zijn. Ik zet mijn fiets tegen een bloembak op slot en merk nu pas dat er niet alleen een flinke beat met stevige bassen uit dit etablissement komt, maar dat ook iemand heeft bedacht om in de winkelstraat twintig meter verderop een draaiorgel aan te zwengelen. Niet mijn ding. Tot overmaat van ramp hoor ik dat de ‘beat’ uit het café van het Smartlap-genre is. Oók niet mijn ding. Deze overweldigende herrie wordt me teveel. Ik zie me al staan met koffie en gevulde koek in mijn handen, mezelf afvragend waar ik hier in ’s hemelsnaam rustig van mijn versnapering ga genieten. Ik bedenk me instantaan, haal mijn fiets weer van slot en vervolg mijn weg. Weg hier! Ik stop nog even bij de kerk verderop, maar er is geen bankje, geen koffie en teveel verkeer.
In Nagele is het rustiger en hier eet ik wat. Ik besluit op mijn horloge te kijken. 155km gehad. Mijn brein begint meteen te ratelen “Dat is nog 55km te gaan…” en direct erachteraan: “Man, dat is nog twee uur fietsen!”. Het is maar goed dat ik niet eerder heb gekeken. Ik herinner mezelf er aan dat het de rest van de dag ook goed ging door gewoon rond te kijken en te genieten van het fietsen zelf. Dat moet hier toch ook lukken? Gewoon doen.
Het is nog een relatief klein stuk naar de Ketelbrug (twee rechte stukken en een haakse bocht, typisch polderpatroontje) en dan volgt na de brug nog een heel leuk fietspad dat ik ken van mijn eerdere ritten: Piets pad. Een lieflijk gravel- en betonpad langs een sloot en weilanden, helemaal tot aan Lelystad. Helaas blijkt er halverwege Piets pad een bruggetje te liggen waarvan men blijkbaar heeft bedacht dat het té krakkemikkig is om overheen te fietsen en heeft men het afgesloten. Nu moet ik dus toch over het fietspad langs de doorgaande weg naar Lelystad. Rustig peddelend door wat woonwijken en bossen met mooie herfstkleuren ben ik even later voor het donker alweer thuis.
Moe? Zeker! Voldaan? Absoluut! Ik ben de hele dag buiten geweest en heb mezelf prima vermaakt. Topdag.
Het Grote Niets
Het overviel me. Niet dat ik onwetend was over het bestaan, of dat ik niet wist dat het in mijn route zat. Nee, ik had me veel meer gericht op het deel verderop in mijn route, het stuk dat ik nog niet kende en waar ik nieuwe wegen ging ontdekken. Maar het was er wel en ik zou het gaan tegenkomen.
Ik realiseerde het me pas toen ik halverwege Lelystad was en tegen mezelf zei “straks komt het stuk door de polder naar Kampen, het Grote Niets”. Het is een stuk waar je slechts op éën manier van kan genieten: met wind mee. Dat geluk ontbrak me vandaag. Zuid-Oostenwind. Het fietspad loopt langs de enige doorgaande weg door de Flevopolder naar Kampen en alles, maar dan ook alles is recht en vlak. Zelfs de bochten.
Het stuk begint na Lelystad en eindigt pas op de brug als je Overijssel inrijdt en wordt enkel onderbroken door het plaatsje Dronten. Als je daar doorheen rijdt voelt het als een ware oase. Even wat bedrijvigheid anders dan denderend verkeer. Ik zie huizen, mensen, andere fietsers en… voel even geen wind! Meteen verdenk ik de planners van deze zogenaamde ‘kern’ ervan ook het Grote Niets bewust gepland te hebben om de fietser het dorp extra positief te laten ervaren. Gelukkig voor de masochisten onder ons kun je ook gewoon de N-weg langs Dronten blijven volgen, zodat je ononderbroken van al dat moois kan blijven genieten. Na het eten van mijn meegebrachte lunch verlaat ik het rustige Dronten en vecht ik mij weer door het polderlandschap. Op naar Kampen.
Eenmaal Flevoland uit, voelt het landschap als bij toverslag anders. Een slingerend fietspad langs een dijkje, een niet-recht slootje, huizen langs de dijk waar het fietspad lieflijk langs is gelegd. Moeilijk uit te leggen, maar het voelt totaal anders. Hier begint het Grote Genieten. Kampen ken ik. een oude Hanzestad aan de IJssel met een prachtig plein in het centrum. Een mooie plek voor een koffiestop, maar niet vandaag. Het is nog te vroeg.
Na Kampen volgt de route het fietspad langs de dijk naar Genemuiden. Er is hier geen bos, maar toch geniet ik volop van het uitzicht. Zou het contrast met het Grote Niets daar aan bijdragen? Na een verdiende koffiestop met koek fiets ik na een onverwacht pontje bij Het Zwarte Water (gelukkig vaart hij), door het Nationaal Park Weerribben-Wieden. Het is hier rustig en af en toe doen de doorkijkjes tussen het riet mij denken aan het uitzicht op de Oostvaardersplassen.
Na een Giethoorn-achtig dorpje (erg mooi!) met smal fietspad achter de huizen langs en met veel bruggetjes is Meppel het begin van mijn doel-provincie: Drenthe. Na Meppel volgen eigenlijk alleen maar erg rustige wegen langs watertjes door het Drentse landschap. De zon die eigenlijk de hele dag bij me was, staat laag. Dit is genieten! Eenmaal aangekomen bij B&B De Blokhut, ons heerlijk knus onderkomen voor deze week, denk ik ongemerkt nog even terug naar die lege plek in mijn gedachten. Zou het ook zo’n heerlijke dag zijn geweest zonder Het Grote Niets?
Fietserpad etappe 5 – Niet van de lucht
Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar de Podcast van afgelopen vrijdag. Een zadeltoetertas, een frametasje en iets aan je stuur. Nu ik ergens in de negorij van Gelderland werd geconfronteerd met iets dat de laatste ijstijd ons geschonken heeft, voelde ik de onbedwingbare drang tot minder. En niet op de negatieve manier. Gewoon minder luxe, dus minder gewicht en dus minder moeite om boven te komen drijven. We slepen gewoonweg teveel bagage mee in het leven.
Oke, even een iets luchtiger onderwerp. Misschien herken je het. Vanochtend had ik mijzelf in het enige afsluitbare toilet van ons Boerheemse Paradijs net ontdaan van de pannenkoeken van gisteravond, toen ik een mevrouw ‘mijn’ toilet in zag schuifelen. Een enorme walm van schaamte kwam over mij heen. Als ik al een chemische oorlog wilde beginnen, dan toch niet tegen deze aardige mevrouw. Ik twijfelde ook net te lang om haar nog te waarschuwen. Hoewel ik in mijn hoofd uitriep: ‘nee, niet doen!’, bleven mijn lippen op elkaar. Tot overmaat van ramp had haar blik bij het sluiten van deur de mijne gevangen. Haar ogen straalde de enig denkbare vraag uit: ‘was jij het?’
Geen regen, maar wind tegen. Met dat motto kon ik wel leven. De wind kwam wisselend frontaal en over de rechterflank. Vaak genoeg werd zij van kracht ontdaan door een simpel houtwalletje of een paar verloren struikjes. Goed uit te houden.
Bij Terborg reden we langs een lokaal bedevaartsoord. Een holle ijk werd hier voor iets anders aangezien dan een zieke boom met een rottend hart. Er hingen kruizen en relikwieën. Vooral de ‘artefacts’ die achter waren gelaten door ‘Pieterpadters’ maakten van hen in een klap pelgrims. De ratio in mij overwon het en ik herinnerde mij het bordje dat mijn aandacht nog maar een paar kilometer terug had getrokken: ‘milieuverontreiniging, bel 0…’. Wat was het nummer ook alweer.
Plaatsen hebben vaak logische namen. De naam Coevorden is afgeleid van een doorwaadbare plek waar men de koeien door de Vorde konden voeren. Maar toch zijn er maar weinig plaatsen met een allesomvattende naam als ‘Berg en Dal’.
Even voor de klim hadden we de rust opgezocht van de achtertuin van Daan, één van onze volgende Podcast gasten. Daan is van de zomer in 3 dagen naar Berlijn gefietst. Weer zo’n kilometervreter met weinig bagage. Wat doe ik toch verkeerd?
Ik houd van klimmen. Ik vind het echt leuk. Een beetje afzien en de voldoening als je boven bent. De route die ons door Berg en Dal naar Groesbeek leidde, had alles in zich om – voor Nederlandse begrippen dan – de klimgeit in mij los te maken. Was het niet dat de vele auto’s en bijbehorende luchten dat beletten. Wat is klimmen verschrikkelijk als je dat moet doen aan het infuus van een Porsche 911 uit negentien kruik, met een bestuurder die het ontstaan van deze stuwwal nog actief had meegemaakt. Laat hem alsjeblieft op een e-bike kruipen.
Omdat het mogelijk zou gaan regenen, hebben we in Gennep een B&B geboekt. We blijken de vijfde gast ever te zijn in dit prachtige appartement even buiten de stad. Wat een luxe al mis ik de Boerheemse stijl al wel een beetje.