Fietserpad etappe 8 – We zijn ‘uitgemergeld’
Ik hou niet van drukte. Ik ben niet op mijn gemak in mensenmassa’s. En ik was niet voorbereid op Maastricht op zaterdag. Mijn hele zijn wilde maar één ding; zo snel mogelijk die stad uit. Veel. Te snel om het nog leuk te noemen zoefde ik door hartje Maastricht. Even buiten de drukte verontschuldigde ik me tegenover Madeleine. Ik had kunnen weten dat het druk was en toch overviel het me.
Een laatste klim naar de St. Pietersberg deed mijn gemoed weer tot rust komen. Het Fietserpad eindigt aan de rand van de voormalige Enci groeve. Nu omgebouwd tot natuurgebied. Ik vond het Oost-Duits mooi. Rauw met een zeer recente geschiedenis. De fabriek staat er nog. Ik denk dat het over 10 jaar een trekpleister voor natuurliefhebbers is.
De dag was in relatieve rust begonnen. Hoewel ons natuurkampeerterreintje met 90 plaatsen tot zijn nokkie gevuld was. Dus vormde er zich een Zuid-Frans rijtje van geduldige campinggasten met een boodschappentas voor de bus van de lokale bakker. Hoewel de broodjes meer Duits waren en de bakker nog wel wat aan zijn ‘croissant skills’ mag werken, voelde de hele omgeving Zuid-Europees aan.
De echte ‘bergen’ liggen wat oostelijker in Limburg. Dus heel pittig werd het niet vandaag. Een drietal klimmetjes als ik die naar de St. Pietersberg meetel. Toch zit er voldoende hoogte in om mooie vergezichten te krijgen. Het mooiste deel liep over een gravelpad. Wel even opletten dat je op je fiets blijft zitten in de afdaling.
Bij Houthem begon het dagjes toerisme. De parkeerplaatsen stonden vol met fietsendragers en her en der zag he mensen met fietsen of kinderen slepen. De laatste paar dagen had ik de indruk gekregen dat Limburg bezet was door 70 plussers. Een invasie van omroep Max, een kolonisatie door de ANBO. Nu zag ik weer mensen met kinderen. Die zijn blijkbaar door de oudjes naar de stad verbannen en mogen daar alleen in het weekend even uitkomen. Maastricht is eigenlijk een strafkolonie voor jeugdigen.
De mergelgroeve had me goed gedaan. Ik was klaar voor Maastricht. Laat maar komen die meute. Madeleine was lief voor me en hield me aan de rand bij een lokaal terras staande. ‘Zullen we hier wat eten, voordat we de drukte ingaan?’
Aan het tafeltje tegen de muur zat een ‘keurig’ stel. Hij had een mooie kaki broek aan met bijpassende hippe gebreide instappers en een geruit overhemd die het Zeeman niveau duidelijk ontsteeg. Zij had net iets teveel glimmers voor het mooie. Glimmers op haar sandalen, een glimmend schouderbandje van haar handtasje en uiteraard het nodige ‘generatie’ goud om nek, polsen en vingers. Ze zaten naast elkaar, hoorden bij elkaar, maar wisselden geen woord. Er viel blijkbaar niets meer te zeggen. Om toch niet helemaal nutteloos te zijn in deze setting, keken ze om beurten wat minachtend naar die twee fietsbroeken van twee tafels verderop. En naar goed Limburgs gebruik gooiden ze beiden om half twee ‘s-middags nog maar eens een Chardonnay naar achteren.
Vanavond is het feest. Onze kinderen komen ons halen met de auto en wij maken daar dan een gezellige avond van met overnachting in de stad. Er komt een tijd dat je kroost niet meer met je op vakantie wil. Dat is eigenlijk maar goed ook. Maar als ouder is er niets leuker dan af en toe je nageslacht bij elkaar te hebben in een gezellige setting.
Fietserpad etappe 7 – Een dag met ondertiteling (’n dag mit ondertiteling)
Op Karmeliet gaat het niet. De verleiding was te groot op het verrassend gezellige marktplein in Sittard. Gezien het aantal kilometers van de dag was het tempo gedaald naar niveau lanterfanten en dus konden we de terras mogelijkheid niet laten glippen. En natuurlijk was ik verstandig en bestelde ik een bitter lemon, maar de ober verstond Tripel Karmeliet. Toen ie voor me stond dacht ik ‘het is ook bitter en er zit ook citroen in’ dus het is een soort bitter lemon.
Op het terras was het ook geen probleem geweest. Het waren de kilometers tussen Sittard en Schinnen die in combinatie met mijn bitter lemon minder goed vielen. Ondanks dat ik het Noorden een beetje kwijt was, kon ik zeker nog genieten van het glooiende landschap. Het zijn ook akkers, net zoals in Flevoland, maar toch is het anders.
De dag was rustig begonnen. Nadat we waren ontwaakt in ons sociale experiment, kwam al snel het eerste teken van waardering. ‘Mooie fietsen’. ‘Hoe ver rijd je op een dag?’ En vervolgens ‘Zo dat is ver!’ Helaas dan besloten met ‘Nou ja, toen ik jong was, reed ik nog veel meer kilometers op een dag en dat was door de Alpen’. Ik keek naar zijn bierbuik en dacht: ‘dat is dan wel heel vroeger geweest.’
Waarom lijken niet alleen mannen, maar ook normale mensen, altijd te moeten bewijzen dat zij ook kunnen wat jij kan of liefst nog beter. Ik vermoede dat dit onderdeel was van het experiment waarin wij ons bevonden en besloot niet te reageren. Ik onderdrukte mijn opwellende testosteron en antwoordde met de vraag: ‘Wat knap van je, op wat voor een fiets reed je toen?’
Een fietser die door de Alpen is gecrosst weet nog op welke fiets hij dat heeft gedaan. Meestal met merk, kleur en type aanduiding erbij. Altijd een goede checkvraag of de duim niet nog groter is dan de bierbuik. Deze bierbuik wist het niet meer, want het was al te lang geleden.
Een fietskampeerder is altijd aan het grammen jagen. Wat kan minder, wat kan lichter en wat kan ik bij mijn vriendin in haar tas stoppen. Je hebt de bekende verhalen over afgezaagde tandenborstels en de fiets als tentstok gebruiken. Maar het effect van mijn afgezaagde tandenborstel is compleet verdwenen als ik op dag vier een glazen potje oploskoffie in mijn achtertas jas.
Zo heb ik een prachtige lichtgewicht zip-off outdoor broek van 306 gram. Werkelijk een heerlijke broek voor in de zomer, maar niet in September als het ‘s-avonds wat frisser wordt. Een thermobroek van 153 gram, but who is counting, is daar weer de perfecte oplossing voor. Heb je niet een dikkere broek nodig en heb je het toch warm. Tot zover de nutteloze fashion tips.
Eenmaal onderweg vallen ons de plaatsnaambordjes op. Zodra je Limburg inrijdt begint de ondertiteling. Nou is ondertiteling in Limburg geen overbodige luxe. Maar als je plaats ‘Ech’ heet, of ‘Swoalme’ noem het dan ook zo. Den Hollander went wel aan die namen en de meesten wisten niet eens van het bestaan van Echt en Swalmen.
Iets wat niet typisch Limburgs is, maar wel opvalt, is dat er altijd iemand is die zich niet kan bedwingen en toch met zijn fiets of brommer over het nog zachte beton moet rijden, zodat zijn spoor nog jaren in het pad gegraveerd zal blijven staan. Ook in Limburg hebben ze , net zoals in Almere, milieuvriendelijk beton gebruikt. Wat er zo milieuvriendelijk aan is, weet ik ook niet. Het zal wel in een kleinere verpakking hebben gezeten. Wat ik wel weet is dat dit type beton zeer langzaam droogt, dus voordat het is uitgehard al volledig is dicht getatoeëerd met alle merken en type banden die je bedenken kunt. Daarnaast is het poreus. Dat is dan weer extra hilarisch als het fietspad door een paard met hoge nood is gebruikt. Dat levert bruine vlekken op in het beton, die er niet meer uitgaan. Ik verwacht binnenkort dat de gemeentereiniging in de weer moet met Vanish Active Oxygel om het fietspad weer schoon te krijgen.
Wij volgen voor een groot deel het Pieterpad. Het Pieterpad is niet zelden de bron van inspiratie geweest voor menig huisdichter. ‘Voor lopers van het Pieterpad, hebben wij een bed en een warm bad’ was een wervende tekst van een B&B. En wat dacht je van ‘Je loop de volgende 5 kilometer op gemak, op onze koffie met gebak’. Creatiever vond ik een uitrustbankje bij een boerderij met de inscriptie ‘Powerbank’.
Ik hou van verhalen. Daarom vind ik wielrennen ook zo leuk. Dat is een soort van GTST maar dan voor mannen. Ik kan me nog herinneren hoe Jean Nelissen de titanenstrijd tussen Henny Stamsnijder en Roland Liboton versloeg. Hij benoemde steeds letterlijk wat hij zag, daarbij steeds gebruik makend van zelfverzonnen aanduidingen als ‘onze kleine Belg’. Werkelijk te erg om naar te luisteren. Maar nu krijg ik door jongens als Maarten Ducrot en Karsten Kroon 198 kilometer lang heroïsche verhalen voorgeschoteld over het wel en wee van de renner in beeld.
Vandaag hebben we een camping met verhaal. Haar opa is hier na de tweede wereldoorlog komen wonen en bood passanten een plek om hun tentje op te slaan op een plek waar de koeien het gras kaal hadden gegraasd. Haar ouders hebben het boerenbedrijf overgenomen en de camping geprofessionaliseerd. Sinds 2017 heeft zij, na omzwervingen in binnen- en buitenlandse, het stokje overgenomen en runt zij deze prachtige terassencamping in Schinnen.
Het verhaal maakt de camping nog leuker dan hij al is. Het is inderdaad een prachtige, bijna Zuid-Franse locatie met soms prachtig uitzicht. En door het verhaal vergeet je ook wat sneller dat je nog steeds de weg hoort en dat je de tent precies voor een aangegeven tegel moet opzetten, zodat er tussen alle tenten 7 meter ruimte zit. Dan hebben we gelijk antwoord op de vraag in welk buitenland de omzwerving heeft plaatsgevonden.
Nog steeds blijft het de mooiste camping van onze tocht. We staan op een strook met alleen maar tentjes en er staat een fietskampeerder naast ons. Dus al te hard klagen zal ik maar niet.
Morgen alweer de laatste dag. Nog maar een kleine 35 kilometer tot aan de meet. Maastricht. Dat wordt vast gezellig.
Fietserpad etappe 6 – Crossen door de bossen met nimfen, kabouters en een asfaltprinses
Mijn asfaltprinses reed een beetje mopperend achter me aan. Bij Landgoed Geijsteren loopt de route behoorlijk onverhard door het bos met als ultiem hoogtepunt een half vergaan bruggetje over een beekje. Voor de één de hemel, voor de ander de hel. Madeleine verzint de titel van de dag: ‘crossen door de bossen’.
Het was in ieder geval de dag van de onverharde weg. Langs de Duitse grens hebben we het blijkbaar niet aangedurfd een fatsoenlijk stukje ZOAP neer te leggen. Misschien in de veronderstelling dat onze Oosterburen er een kilometer verderop wel een vierbaans Autobahn neer zullen kwakken. Maar ja, onberekenbaar die Duitsers.
Bij Landgoed Geijsteren rijden we eerst tegen een brug aan die toe is aan een klein onderhoudsbeurtje. Even twijfel ik of ik het in één keer over de rechterbalk zal proberen, maar de consequenties als het fout gaat, wegen zwaarder dan de ‘coolness’ trofee die ik er mee winnen kan. Daarna rijden we tegen een raar Kapelletje aan, die van bovenaf bezien op een zessprong ligt. De Willibrordus kapel krijgt daardoor een spannend jongensboek karakter, waarin duistere krachten alleen kunnen worden bestreden als over alle 6 de wegen gelijktijdig 2 bosnimfen en een kabouter de kapel benaderen. We rijden verder op zoek naar het benodigde sprookjes personeel.
De etappe vliegt voorbij. Geholpen door het mooie weer en de goede benen staan we veel te vroeg voor Venlo. We hadden al bedacht de geplande camping rechts te laten liggen en door te rijden naar de volgende camping op de route. Die lag mooi tegen de Duitse grens aan. Daar aangekomen, was het nog steeds vroeg en de camping zag er ook niet heel aantrekkelijk uit. Dus door naar het natuurkampeerterrein in Boukoul.
Daar werden wij het middelpunt van een sociaal experiment. Wij werden met onze tentjes midden op een SVR veldje met rondom caravans gepositioneerd. De woonwagenbewoners gingen er eens rustig voor zitten. De rugleuningen ging omhoog en de voetensteunen naar beneden. Annie haalde haastig nog een biertje voor Joop. Elk moment verwachtte ik de boerenzoon die met de pet langs zou gaan voor zulk een kostelijk vermaak.
Nu vind ik het ook leuk om te kijken naar iemand die een Decatlon tentje uit de nieuwverpakking rukt om er als een ware toreador mee in gevecht te geraken. Nog leuker is als dan een stoere buurman wel even gaat demonstreren hoe het wel moet.
Maar wij gaven geen krimp. Wij werkten rustig ons protocol af en creëerde onze slaap- en verblijfplaats in volstrekte harmonie. Weinig lol voor de omstanders. De boerenzoon bleef weg en Annie ging weer terug haar Knaus in om de aardappelen te schillen.
Vermeldenswaardig is de Kip Tandoori van die avond. We reden al een week met de mix rond, maar vanavond was het feest. In Swalmen hadden we bij Jan Linders een prima stukje bio kip, een uit, een paprika en worteltjes gescoord, die samen met de Tandoori mix van Beltane de lekkerste campingmaaltijd van de vakantie vormden.
Door het ontbreken van een wolkendek, werd het snel te koud om buiten te zitten. In onze warme slaapzakken hebben we nog zeker tien bestemmingen liggen bedenken waar we volgend jaar kunnen fietsen.
Fietserpad etappe 5 – Niet van de lucht
Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar de Podcast van afgelopen vrijdag. Een zadeltoetertas, een frametasje en iets aan je stuur. Nu ik ergens in de negorij van Gelderland werd geconfronteerd met iets dat de laatste ijstijd ons geschonken heeft, voelde ik de onbedwingbare drang tot minder. En niet op de negatieve manier. Gewoon minder luxe, dus minder gewicht en dus minder moeite om boven te komen drijven. We slepen gewoonweg teveel bagage mee in het leven.
Oke, even een iets luchtiger onderwerp. Misschien herken je het. Vanochtend had ik mijzelf in het enige afsluitbare toilet van ons Boerheemse Paradijs net ontdaan van de pannenkoeken van gisteravond, toen ik een mevrouw ‘mijn’ toilet in zag schuifelen. Een enorme walm van schaamte kwam over mij heen. Als ik al een chemische oorlog wilde beginnen, dan toch niet tegen deze aardige mevrouw. Ik twijfelde ook net te lang om haar nog te waarschuwen. Hoewel ik in mijn hoofd uitriep: ‘nee, niet doen!’, bleven mijn lippen op elkaar. Tot overmaat van ramp had haar blik bij het sluiten van deur de mijne gevangen. Haar ogen straalde de enig denkbare vraag uit: ‘was jij het?’
Geen regen, maar wind tegen. Met dat motto kon ik wel leven. De wind kwam wisselend frontaal en over de rechterflank. Vaak genoeg werd zij van kracht ontdaan door een simpel houtwalletje of een paar verloren struikjes. Goed uit te houden.
Bij Terborg reden we langs een lokaal bedevaartsoord. Een holle ijk werd hier voor iets anders aangezien dan een zieke boom met een rottend hart. Er hingen kruizen en relikwieën. Vooral de ‘artefacts’ die achter waren gelaten door ‘Pieterpadters’ maakten van hen in een klap pelgrims. De ratio in mij overwon het en ik herinnerde mij het bordje dat mijn aandacht nog maar een paar kilometer terug had getrokken: ‘milieuverontreiniging, bel 0…’. Wat was het nummer ook alweer.
Plaatsen hebben vaak logische namen. De naam Coevorden is afgeleid van een doorwaadbare plek waar men de koeien door de Vorde konden voeren. Maar toch zijn er maar weinig plaatsen met een allesomvattende naam als ‘Berg en Dal’.
Even voor de klim hadden we de rust opgezocht van de achtertuin van Daan, één van onze volgende Podcast gasten. Daan is van de zomer in 3 dagen naar Berlijn gefietst. Weer zo’n kilometervreter met weinig bagage. Wat doe ik toch verkeerd?
Ik houd van klimmen. Ik vind het echt leuk. Een beetje afzien en de voldoening als je boven bent. De route die ons door Berg en Dal naar Groesbeek leidde, had alles in zich om – voor Nederlandse begrippen dan – de klimgeit in mij los te maken. Was het niet dat de vele auto’s en bijbehorende luchten dat beletten. Wat is klimmen verschrikkelijk als je dat moet doen aan het infuus van een Porsche 911 uit negentien kruik, met een bestuurder die het ontstaan van deze stuwwal nog actief had meegemaakt. Laat hem alsjeblieft op een e-bike kruipen.
Omdat het mogelijk zou gaan regenen, hebben we in Gennep een B&B geboekt. We blijken de vijfde gast ever te zijn in dit prachtige appartement even buiten de stad. Wat een luxe al mis ik de Boerheemse stijl al wel een beetje.
Fietserpad etappe 4 – Van een heater in Holten naar een Boerheems Paradijs
Motregen is het thema voor de dag. Het is niet veel, maar steeds kleine buitjes van aerosolen. Je wordt niet eens nat, maar het voelt gewoon niet prettig. De ervaring zorgt er voor dat we alvast nadenken over ons onderkomen van die avond. Er is een trekkershut in de buurt van Zelhem, maar de beoogde Camping Brugginck heeft speciaal voor fietsers en wandelaars een slechtweer voorziening. Gisteren nog noemde we dat een Boheems Paradijs. Gezien de agrarische achtergrond van de camping nu omgedoopt tot een Boerheems Paradijs.
Als je van bos en heide houdt, is de Sallandse heuvelrug een aanrader. Ik kreeg een opmerking van een lezer dat zij juist genoten had van het weidse van opper Groningen. Zo zie je maar hoe mensen anders tegen dingen aan kunnen kijken. Maar ik kan ook genieten van een verhaal van een fietser die een psychische inzinking beleefd in en voornamelijk door de Zweedse bossen.
Wat je weer niet vindt op de Sallandse Heuvelrug is een winkel die je een redelijk fietsbroekje wil verkopen. De meeste fietswinkels hebben zich begrijpelijk gespecialiseerd in e-bikes en daar ga je niet met een gezeemde broek op zitten. Dat blijft dan toch voorbehouden aan de speciaalzaak en internet. Madeleine moet nu door op een half zeem.
Je hebt zo je eigen geniet momenten. In Holten is een bakker met terras. Dat terras was voorzien van ‘heaters’. Als je dan uit de motregen komt en in een stoel met kussen zakt en de straling van de ‘heater’ op je natte bovenbenen voelt, dan slaak je zomaar een kreet van genot, waar het tafeltje naast je van schrikt.
Het stel achter ons gebruikte de bakker om tijdens lunchtijd snel 3 Chardonnays (zij) en 3 Grimbergens (hij) naar achter te gooien. Ik hoop niet dat we die straks nog tegen komen op een e-bike.
Toch was het broodje gezond en het broodje filet met uitjes niet voldoende om rond een uur of 4 een lichte hongerklop te voorkomen. En dan is het vervelend dat het even duurt voordat de snel naar binnen gewerkte krentenbol zijn werk doet. Ik heb een kilometer of tien zwijgend voort getrapt. Tot vlak voor Zelhem als bij een wonder de energie langzaam mijn lichaam weer invloeide.
SVR camping Brugginck is nog maar een jaartje actief. Jaap en Maron hebben 12 plekjes en als je wilt kun je bij Maron teken en schilderles nemen. De deel is ingericht als gemeenschappelijke ruimte en bij slecht weer ideaal voor fietskampeerders. Als je de kinderziektes van een startende camping voor lief neemt, een aanrader.
Mijn moeder maakte pannenkoekenbeslag van bloem, eieren melk en zout. Ik maak pannenkoeken door kant en klare pannenkoekenbeslag samen met 2 eitjes en een kleine liter melk in een kom te donderen en het dan flink te mishandelen met een mixer. Aangezien een lichtgewicht garde niet tot onze standaard fietskampeer uitrusting behoort, hebben we een bus instant pannenkoekenbeslag gekocht en een half litertje melk. De beschrijving van de bereiding is zorgvuldig, hilarisch en volledig dummy proof. Maar het werkt als een dolle.
Na negen is het droog gebleven. De tent is al bijna droog gewaaid en volledig klaar voor de nacht. Niets slaapt beter dan in mijn slaapzakkie in mijn tentje.
Fietserpad Etappe 3 – Ain’t no mountain high enough
Sapperdeflap, wat heb ik lekker geslapen zeg. Mamalou staat al naast haar bed. Ik vraag haar naar het weer buiten. Ze antwoord dat ze het niet kan zien, omdat alle ramen beslagen zijn. Ze zwaait het deurtje open en mompelt “zwaar bewolkt”.
Another day in Bohemian Paradise. Maar het kan snel gaan. Ik sta ook op en steek ongeveer een minuut na Mamaloe mijn hoofd uit de deur om te zien dat het ineens licht bewolkt is. Het is een wonder.
Alle Bohemen hebben het paradijs verlaten. We hebben het alleenrecht op de gemeenschappelijke ruimte, doneren 1 Euro voor 2 eitjes, omdat we niet kleiner hebben en proberen onze choco speculaas koekjes op brood. Waar gewone speculaasjes een beetje droog, maar best lekker zijn op brood is de toevoeging van cacao fantasie geen verbetering.
De route maakt het mindere weer voor een deel goed. We kennen het hier nog van ons Rondje Drenthe en even verder van ons weekendje Sallandse Heuvelrug. Bij Coevorden wordt het minder en na Hardenberg weer beter. Hoewel we gisteren hebben geleerd dat de meningen hier over verdeeld zijn. Wat zal die kerel uit Sleen blij zijn met al die koeien en weilanden.
In Nederland noemen we iets waar je staand net niet overheen kan kijken ‘een berg’. Dat moet ook wel, anders heb je hier niets aan een mountain bike. Zo tref je bij Lemele vanzelfsprekend de Lemelerberg aan. Als er geen bord en een frietkraam bovenop zouden staan, zou je niet eens weten dat het om iets speciaals ging. Dus we hebben vandaag één van de vele bergen op onze route met succes beklommen. Het was afzien.
Het natuurkampeerterrein De Lucashoeve ligt aan de voet van de zojuist bedwongen Lemelerberg. Door onze timing in het seizoen heeft het de uitstraling van een SVR camping. Allemaal caravans met een enkel campertje er tussendoor, zonder uitzondering bewoont door 2 pesionados. Naast de caravan staan 2 Stella e-bikes geparkeerd, die ‘s-avonds netjes worden afgedekt met bijpassende hoes. Onze camping telt naast de onze, slechts 1 tent. Weliswaar een schitterende De Waard, maar het blijft er maar 1.
De weergoden doen hun best en we kunnen genieten van de zon. Heerlijk weer koken op de grond en slapen in een tent. Het simpele leven is niet zelden het beste.
Fietserpad Etappe 2 – Pipo de Clown en Mamaloe
Ik sta ‘s-ochtends bij het toiletgebouw te hannessen met mijn corona kaartje en hoor achter mij het onmiskenbare geluid van het in elkaar vouwen van tentstokken. Iemand vertrekt. Onmiddellijk bekruipt me het gevoel dat ik te laat ben. Een vleug van stress vliegt voorbij. Ik moet ook inpakken en snel vertrekken. Wat het geluid van tentstokken met een mens kan doen.
Ik draai me om en zie een jong stel in fietsbroek en regenjas bij 2 half opgeladen fietsen. Rustig en routinematig pakken ze hun spullen in. Zonder een woord te wisselen. Alsof ze boos zijn op elkaar. Dit is duidelijk niet de eerste keer dat ze de boel opbreken.
Vroeger was geen haar op mijn hoofd die aan dacht om niet te gaan kamperen. Weer of geen weer. Natuurlijk hadden we minder geld, maar er zat ook een bepaalde mate van jeugdige koppigheid in die alle overige opties onmogelijk maakten. Als echte kampeerder laat je je niet door een beetje regen een hotel injagen.
Die koppigheid zorgt er voor dat je ‘s-ochtends om half 8 met een nors gezicht je natte tent staat in te pakken, wetend dat het die avond geen pretje gaat worden om hem weer op te zetten. Ik hoop dar ze de binnen- en buitentent los van elkaar hebben opgerold, anders wordt het straks wel heel erg afzien.
De wijsheid komt met de jaren en dus zaten wij vannacht in een trekkershut. De enige zorg die we hadden, was of ons fietsbroekje wel droog zou zijn voor morgen. Ik had heerlijk geslapen en kon straks ontbijten aan een droog tafeltje met een echte stoel. Zwaar overdreven natuurlijk, maar er zat naast een verwarming zelfs een koelkast in onze trekkershut.
We hadden het hoge Noorden verlaten en zaten min of meer in bekend gebied. Nog geen 2 maanden geleden reden we het Rondje Drenthe, dat ons in Annen bracht. Slechts een oaar kilometer van onze huidige verblijfplaats in Schipborg.
En er was zon. Het soort dat je verwelkomt na een grauwe dag. Het zonnetje waar je voor uit de schaduw komt om de zonnestralen op je gezicht te laten vallen. Het bos is nog nat van de regen. Af en toe, bos-uit vangen we wat zonnestralen. Die zijn ook hard nodig om ons gewassen fietsbroek te laten drogen.
In Gasselte slaan we rechtsaf en even later volgen we een fietspad naast de provinciale weg. Normaal gesproken niet idyllisch, maar er heerst zondagrust en het uitzicht over de rechterflank is prachtig. De veldbloemen die ik hier twee maanden terug nog op de foto slingerde, zijn verdwenen en de boer heeft in de tussentijd gemaaid. Opvallend zijn de natte hooibalen. Niet van het land gehaald toen het nog droog was blijkbaar.
We sloegen linksaf het Baloërveld op. De heide stond nog steeds in bloei en de heidebloempjes geven een zacht paarse gloed. Dit zijn de genietkilometers. Ze kunnen niet lang genoeg duren, maar duren altijd te kort.
De koffiestop was het kantelpunt van de dag. De lucht betrok en we realiseerden ons dat Buienradar alleen gelijk krijgt als je het niet wilt. Er was regen op komst.
Dapper probeerden we de bui te ontwijken en weg te denken. Even voor Sleen was er geen ontkomen meer aan. De spetters veranderden in dikke druppels en langzaam kwam er een stroompje op gang van mijn benen mijn schoenen in. Een café in Sleen bood redding met koffie, broodjes en een dak. Het regende fors door en Buien radar beloofde nog meer.
Kamperen leek wederom een mindere optie. In de buurt van onze eindbestemming had Madeleine het Boheems Paradijs ontdekt. Een dertiental Pipo wagens bij een boerderij. Dat klonk beter dat in het natte gras op een camping.
Bij de Albert Heijn in Sleen parkeerde een vakantiefietser zijn Koga met grijze classic Ortliebtassen naast onze 2 fietsen. Na een onvermijdelijk gesprek over de neerslag van de dag, melde de man pardoes blij te zijn Drenthe te kunnen verlaten. Hij was al die bomen wel zat en verlangde naar de Overijsselse weiden met koeien en vergezichten. Dan moet ie eens gaan wandelen tussen Groningen en Zoutkamp. Ik ken nog wel iemand met een leuke route.
Maar ik werd afgeleid door iets lang en ronds dat onder de bovenbuis van de Koga zat geplakt. Het bleek een originele fietspomp te zijn. Ik zal het voor de lezers onder de dertig even uitleggen. Vroeger gebruikte met een in- en uitschuif mechanisme met een ventiel om lucht in de banden te pompen. Ik keek onwillekeurig naar het stuur om te checken of er ook een kaartleesstandaard op zat. Toen ik die niet vond, ging mijn blik toch nog snel naar de vork of er een dynamo voor zijn voorlamp op zat. Ook niet. Alleen een pomp. Misschien iemand die niet al teveel Co2 uit wil stoten.
De Pipowagen kwam snel in zicht en dat was maar goed ook. Het regende weer en Buienradar voorspelde nog steeds meer. De Boheem die ons opving in zijn paradijs was uitermate vriendelijk en had zijn mooiste karretje voor ons gereed gemaakt. Een klassieker uit 1943.
De Pipo en Mamaloe die in dit karretje hadden geleefd moesten wel heel veel van elkaar gehouden hebben. Zelfs ons tentje leek meer ruimte te hebben. Gelukkig konden we uitwijken naar de gemeenschappelijke ruimte in zigeuner stijl. Daar was het droog en een soort van warm.
Morgen zou het volgens Buienradar droog blijven. Hij had het al 2 dagen bij het rechte eind. Dat kon niet lang meer goed gaan.
Fietserpad Etappe 1 – Door een post apocalyptisch landschap naar de geciviliseerde wereld
Ik was bang geweest. Zoals je bang kunt zijn voor de tandarts. Of voor een examen dat je niet goed hebt geleerd. Maar hier ging het niet om de angst voor de snerpende toon van een boor of het zenuwslopende geschuifel van een docent, maar voor de overweldigende leegte van het Noorden.
Ik In de intercity tussen Lelystad en Groningen had ik al teksten voor de eerste etappe bedacht. ‘De toegepaste landschapsarchitectuur is hier zonder uitzondering in post apocalyptische stijl.’ en ‘Doofenshmirtz heeft de alles-wat-leuk-is-vernietiger uitgevonden en getest in gemeente Het Hogeland; test geslaagd.’, of ‘Het Hogeland ligt zo hoog dat het boven de boomgrens ligt.’
In de boemel van Groningen naar Warfum had ik weinig tijd om nog meer inspiratie in negatieve teksten te stoppen. De positie die we met onze fietsen hadden in het halletje was net zo min ideaal als de opspelende Chinees van gistermiddag. Gelukkig was de WC dichtbij.
Nog voor Baflo sloeg de regen tegen ons twee rijtuigen tellende Ariva treintje. Ook dat nog. Bij zonnig weer en wind mee, was er zicht op overleven, maar nu…
In een lichte druil stonden we op het ‘stationsplein’ van Warfum. Een rotonde met omvang waar je van moet afvragen of je er een scootmobiel kunt laten keren. De lichte miezer zorgde in nauwe samenwerking met mijn ietwat beslagen bril er voor dat ik de route van de dag verwijderde in plaats van te starten. Toen kwam het eerste signaal van hoop van boven. In Warfum is 4G en dus kon ik de route opnieuw dowloaden en starten.
Warfum zelf is een schattig dorpje dat lukraak in een weiland lijkt te zijn gedonderd. Nog onverwachter was het klimmetje naar de dorpskern. Een terp, of liever een Wierde, want we zijn in Groningen.
Warfum verlatend zag ik een beetje van mijn angst terug in de uitgestrekte weilanden. We reden westwaards naar Pieterburen dus dat is in Nederland 9 van de 10 keer wind tegen. In Groningen is dat niet anders.
Halverwege Pieterburen werden we een heus fietspad opgestuurd dat kronkelend tussen de boerderijen zich een weg baande naar het beginpunt van ons Fietserpad. Nog even en ik zou fietsen in de overweldigende weidsheid nog leuk gaan vinden.
Dat sprankje hoop werd in Pieterburen door een stevige regenbui in de kiem gesmoord. Al schuilend tegen de narigheid die ons van boven werd toebedeeld keek ik aandachtig naar de gele letters die aangaven dat we echt bij het begin van de route stonden. ‘Start Pieterpad’.
De bui was van korte duur. Gezien het weerbeeld hadden we onze kampeerplek op natuurkampeerterrein ‘De Hondsrug’ ingeruild voor een trekkershut op camping ‘De Vledders’. Dat betekende wel 15 extra kilometers bovenop de geplande 60. Voor een halve dag fietsen is dat voor ons wel een beetje doortrappen.
Naar het Zuiden afbuigend kregen we de wind vanuit de flank. Dat maakte het leven al weer een stuk aangenamer. De Coop in Eenrum wilde ons wel brood en kaas verkopen, dus zelfs een wat late lunch werd mogelijk. Het landschap blijft onveranderd leeg, maar de route brengt je over paden die veelal beschut worden door een houtwal. Af en toe kijk je dan tussen de bomen door de verre leegte in, zonder het gevoel te krijgen er onderdeel van te zijn.
Dat we wandelaars zouden tegenkomen stond buiten kijf. Het Fietserpad loopt zoveel mogelijk gelijk aan het Pieterpad. Maar dat het er zoveel zouden zijn, hadden we niet verwacht. Je herkent ze onmiddellijk aan de stevige schoenen en het boekje in de rechterhand. Als ik hier 40 kilometer fietsen al zie als mentaal uitdagend, hoe zou 40 kilometer wandelen zijn?
Groningen zie je al van verre. Het is als een eiland in de groene oceaan. Ondanks de ruimte er omheen, heeft de stad toch de nodige hoge kantoorpanden. De skyline maakt de stad modern en geeft je de indruk dat er wat gebeurd.
We laten Winsum achter ons. Dit dorpje is in 2020 uitgeroepen tot mooiste dorpje van Nederland. En ik moet toegeven dat het een heel prettige uitstraling heeft. Het is er ook vanuit het niets in een keer gezellig. Met terrasjes aan het water en behoorlijk wat mensen in de winkelstraat. We stoppen om een foto van een molen te nemen. De eerste ontdekking van de route is geboren. Winsum is een verrassend leuk dorpje midden in een verlaten gebied.
Dat Groningen gezellig is, verrast dan weer niet. Door haar vele studenten leeft de stad enorm. We rijden ook door delen van de stad die verraadden dat in vroegere tijden hier veel geld zat. Mooie statige panden die je net zo goed in Den Haag of Haarlem zou kunnen tegenkomen.
Met de opmerking ‘het viel wel mee’ sluit ik het hoofdstuk fietsen in de Noord. Rustig peddelend richting Paterswolde besef ik me dat ik het moeiteloos heb overleefd en het zelfs her en der leuk heb gevonden. Het is geen bos of heide landschap, maar mede door een goed gekozen route is het prima uit te houden.
Vanaf het Paterswoldermeer begint de pret. Bootjes op het water en een molen op de oever. Genoeg te zien en te beleven en voor je het weet rijd je een heus bos in en kom je langs G1, 1 van de 2 Groningse hunebedden. Midden in dat bos ligt bij Noordlaren het natuurkampeerterrein dat we oorspronkelijk hadden uitgezocht. Prachtig, maar nu nogal nat. We vangen een glimp op van het kampeerveld en zien dat het er toch nog best druk is. Met een licht ‘hadden we toch niet beter’ gevoel trap ik door richting familiecamping ‘De Vledders’.
De route van route.nl gaat door Zuidlaren, waar het origineel op Madeleine haar kaartje dat niet doet. Later zal blijken dat dit niet de enige afwijking is. Ik heb blijkbaar niet goed genoeg gezocht en was te snel tevreden toen ik een route vond die van Noord naar Zuid liep.
Wel hadden we nu voor niks 20 kilometer met ons avondeten in de tas rondgereden. Zuidlaren heeft natuurlijk gewoon een supermarkt. Na een korte stop bij een lokaal café voor een cola en een Heineken 0.0 vielen de laatste loodjes naar de camping niet al te zwaar.
De trekkershut was een goed idee. De buien gaan op en af en we hebben het allebei een beetje koud. Dat komt natuurlijk ook door de vermoeidheid. Vakantie is er niet voor niets en wij hebben altijd een achtje slapen nodig om bij te trekken. Morgen zal alles beter zijn.