Het 10 punten plan van de Fietsersbond
De Fietsersbond lanceert een 10 puntenplan voor de Nederlandse fietser richting de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Gezien de vermeende invloed die de Fietsersbond heeft in de politiek, is het interessant om eens te kijken wat het plan inhoudt.
1 – Investeer in de fiets
Daar kan moeilijk iemand tegen zijn. De bewoording die de bond hier gebruikt is wel wat lastig; ‘Daarom is het nodig dat de fiets een volwaardig onderdeel is van het nationale mobiliteitsbeleid’. En ‘De schaalsprong in het fietsbeleid die wij voorstaan sluit naadloos aan op de Agenda 2.0 van de Tour de Force, op het Deltaplan van de Mobiliteitsalliantie, op het Klimaatakkoord, het Preventieakkoord en het Strategisch Plan Verkeersveiligheid.’
Het deel dat ik wél begrijp is ‘Budgetten moeten in overeenstemming komen met het aandeel van de fiets in de verplaatsingen’. Dat lijkt me een goed streven, maar kun je dan ook niet stellen dat de inkomsten in overeenstemming moeten zijn. Ik lees niets over ‘fietsbelasting’, terwijl de automobilist een flinke duit in het zakje doet met zijn wegenbelasting.
2 – Zet voetgangers en fietsers op 1
De kop doet een Trumpiaans ‘Bikers First’ vermoeden, maar inhoudelijk gaat dit punt in op de ruimte die de fiets nodig heeft in de infrastructuur. Bij stedelijke ontwikkeling moet daar rekening mee worden gehouden, is de stelling.
Waar het punt een beetje op hint is dat de ruimte in grotere steden toegankelijker wordt gemaakt voor fietsers en minder voor auto’s. Nu lijkt de Fietsersbond sowieso een hekel aan auto’s te hebben, dus dat is niet verrassend. Maar in dit geval lijkt het wel logisch om in krappe, oude steden de schaarse ruimte efficiënt en milieuvriendelijk te benutten. Een fietser neemt minder ruimte in dan een auto.
Zou het wel weer fijn zijn als alle fietsers zich ook een beetje aan de regels zouden houden. Anders hebben we straks een 10 puntenplan van de Voetgangersbond nodig om de fietsers de stad uit te schoppen.
3 – Investeer in Snelfietsroutes
Dat lijkt me een prima idee. Als je wel eens een speed pedelec bent tegengekomen op je gewone fiets, weet je dat het snelheidsverschil groot is. In mijn optiek te groot om lekker samen te gaan. Het is daarom in mijn optiek ook te beargumenteren dat speed pedelecs dezelfde regels volgen als brommers met een geel kenteken. Ik kan me wel voorstellen dat we in het kader van het milieu het woon-werk verkeer op de (elektrische) fiets willen bevorderen. Dan zijn veilige snelfietsroutes zeker een optie. Daarbij opgemerkt dat deze dan ook voor ‘snelfietsers’ zijn en je er dus niet moet gaan wandelen of met een kind naast je moet gaan fietsen.
4 – Fiets en ov, een gouden combinatie
Bij het lezen van deze kop, schiet ik onmiddellijk in de weerstand. Probeer je fiets maar eens mee te nemen in de trein. Dat is geen feest. Maar gelukkig gaat dit punt inhoudelijk daar niet over. Het gaat over de parkeergelegenheid voor fietsers bij een station. Natuurlijk is dat een goed idee, maar dan is wel weer de vraag wie dat moet gaan betalen. Fietspakhuizen zoals bij Utrecht centraal zijn schreeuwend duur.
5 – Stimuleer de fiets
Een punt naar mijn hart. Daar kunnen we als Fietsen Natuurlijk ! volledig achter staan. Of toch maar even lezen wat er onder dit kopje staat. Het gaat weer over geld. De Fietsersbond vraagt weer om de fietser financieel voor te trekken. Het is niet dat ik per se tegen ben op deze stelling, maar het kopje doet zoveel meer vermoeden. Er valt zoveel meer te stimuleren dan alleen een financiële prikkel.
6 – Fietsen zonder hindernissen
Hier moet ik echt een beetje gokken wat de bond precies bedoeld. ‘Ga het ontstaan van barrières voor fietsers en voetgangers door aanleg van nieuwe infrastructuur tegen en gebruik de kansen voor de fiets bij nieuwe ontwikkelingen.’
Als ik de zin goed lees ontstaan er volgens de bond barrières voor fietsers door de aanleg van nieuwe infrastructuur. Het kan zijn dat de bond hier bedoelt dat je tegen een nieuwe snelweg aanrijdt en dat je bij een drukke kruising moet wachten bij een verkeerslicht. Meestal zie ik echter het omgekeerde. Bij nieuwe snelwegen worden vele tunnels en bruggen aangelegd om lokaal (fiets)verkeer soepel over te laten steken en ook zie je dat drukke kruisingen steeds meer ondertunneld worden voor fietsers en voetgangers.
7 – Lagere snelheid, minder fietsers als slachtoffer
Dit is het punt waar ik altijd ‘overhoop’ lig met de Fietsersbond. In mijn optiek is dit niet alleen een ‘auto’ probleem. De Fietsersbond stelt dat fietsen intrinsiek veilig is en daar ben ik het niet mee eens. Zelfs op een autoloze zondag is fietsen een hachelijk avontuur. Je bent kwetsbaar op een fiets, als er blaadjes op de weg liggen of het heeft gesneeuwd, dan ga je makkelijk onderuit. Als je ergens tegenaan rijdt, ben je zelf de kreukelzone. De bescherming die je hebt, als je die al gebruikt, is beperkt.
Dus dan maar het probleem bij de automobilist leggen, zal het probleem niet oplossen. Natuurlijk moet het streven zijn om het aantal verkeersslachtoffers naar nul te brengen. Maar begin dan bij jezelf. Zorg dat je een helm op je pan hebt, je verlichting in orde is en dat je je aan simpele regels houdt als stoppen voor rood. Tegen de tijd dat 90% van ons fietsende volk zich daaraan houdt, mogen we gaan zeuren dat auto’s te weinig rekening met ons houden en dat ‘we’ beschermd moeten worden tegen autoverkeer.
Als ik dan het kopje weer lees, dan denk ik dat dit op fietsers kan slaan. Pas je snelheid aan. Rij niet als een idioot over drukke fietspaden met je racefiets of speed pedelec. Glip niet nog even langs een stel fietsers als er al tegemoetkomend verkeer is. Pas je snelheid aan. En als je lekker wilt knallen op de fiets, kom naar Flevoland. Hier is de ruimte om eindeloos 45 km/u te racen zonder dat je ergens voor hoeft te stoppen.
8 – Fietsen als medicijn
Met dit punt kan ik het dan weer helemaal eens zijn. Hoewel ik in een NOS artikel weer las dat fietsen en hardlopen vooral door hoogopgeleiden wordt gedaan. Dus misschien nog iets opnemen om een divers publiek te bereiken. Misschien in het plan de term ‘Nederlandse Fietser’ ook vervangen door gewoon ‘Fietser’.
9 – Weg met fossiele tweewielers
Dat is snel te regelen. Ik ken niet heel veel fietsen die gemaakt zijn van versteende resten van planten of dieren. Hoewel het milieutechnisch wel een goed idee zou kunnen zijn.
Wat er natuurlijk bedoeld wordt is tweewielers die op fossiele brandstof rijden. En eigenlijk is dat ook geen goede term, want dan zou je wel op biogas of zonnebloemolie kunnen karren. Dus het gaat hier om het verbannen van verbrandingsmotoren.
Een oplossing levert de bond hier niet bij. Gaan we tweewielers zonder verbrandingsmotor stimuleren, of de verbrandingsmotor verbieden? Of beide natuurlijk. En gaan we dan zo ver dat de elektra van de speed pedelec dan uit groene stroom moet komen? En wat doe je met de Kreidler verzamelaars? Nostalgische oude brommers die er leuk uitzien, maar verschrikkelijk stinken.
10 – Fietsen voor iedereen
In het laatste punt lijkt de bond politiek te willen bedrijven door woorden als ‘inclusief’ en ‘participatie’ te gebruiken. Het is altijd een beetje link om woorden te gebruiken waarvan je weet dat er een bepaalde gevoelswaarde aan hangt.
Wat er – denk ik – bedoeld wordt, is dat het mooi is dat er een diversiteit van fietsen ontstaat en dat er ruimte moet zijn voor alle soorten fietsen. Nu val ik met het woord ‘diversiteit’ in dezelfde valkuil als de bond.
De vraag is wat de bond er allemaal onder wil laten vallen. Ik kan me extremen voorstellen die ik liever vandaag dan morgen van de weg zie verdwijnen. De bierfiets bijvoorbeeld.
Conclusie
Ik ken de Fietsersbond als een ‘anti-auto’ bond en dat blijkt nog maar eens uit dit 10 puntenplan. Liever zou ik een meer gebalanceerd plan zien waarin de verantwoordelijkheid óók bij de fietser wordt gelegd. Niet alleen in het dagelijks gebruik van het ding, maar ook financieel.
Te makkelijk komt de bond met het belasten van de maatschappij – dat zijn wij, by the way – door het toekennen van middelen ten faveure van de fiets, zonder ook maar ergens te benoemen hoe de fietser hieraan gaat bijdragen.
Natuurlijk is het geen gek plan om als maatschappij een milieuvriendelijke manier van transport te stimuleren en daar wat extra geld voor uit te trekken, maar iets meer balans mag wel.
Ik zou me kunnen vinden in een ‘fietsbelasting’ om bij te dragen aan al deze mooie plannen. Bijvoorbeeld door een belasting op de aanschaf van een fiets. Dat geeft je als fietser ook legitimiteit om te ‘zeuren’ over de infrastructuur. Nu wordt het allemaal betaald door de automobilist.
Daarnaast moet de bond zich toch realiseren dat het in Nederland best wel goed gesteld is met de fietsinfra. Anders moeten ze echt eens de fiets pakken en een rondje door Brussel fietsen.
En misschien is het disproportionele in hun plan alleen om de boel scherp te houden. Dat kan. Dat laat mij in ieder geval de ruimte toch positief tegen dit plan aan te kijken.
Veilig je sportfiets parkeren
Na een kilometer of 70 is er meestal koffie met appelgebak. Gepland of toevallig kom je langs een leuke uitspanning waar je even kunt uitrusten op het terras of in de winter even op temperatuur kunt komen bij de open haard.
Maar waar laat je je dure racefiets of mountain bike? Over het algemeen heb je geen ‘brommerslot’ bij je om hem veilig vast te nagelen. Veel meer dan een Safeman of een Hiplok heb je niet bij je en niet alle uitbaters vinden het fijn dat je de fiets naast je op het terras zet.
Zou het daarom niet handig zijn als (wieler)cafés daar een oplossing voor konden bieden? De vraag is wat de beste oplossing zou kunnen zijn. Wij van FN! Geven een eerste aanzet.
Fietspaal met slot
Gedachte: Een sportfietsers wil 2 dingen;
- dat zijn fiets niet gejat wordt;
- dat zijn fiets niet beschadigd raakt door andere fietsen of een niet geschikte fietsenstalling.
Dus hoe doet de fietser dat thuis? Hij hangt zijn kostbare fiets aan de muur. Op basis van dat idee kun je denken aan fietspalen waar je de fiets kunt ophangen. Het systeem kan worden afgesloten met:
- een geïntegreerd cijferslot waarvan de code door de fietser zelf is in te stellen;
- een door de fietser zelf meegenomen hangslot, zodat hij alleen het hangslot maar mee hoeft te nemen.
Maar misschien is er nog een beter idee. Kun je er bijvoorbeeld ook voor zorgen dat niemand de wielen uit je fiets haalt. Wat zou voor jou de ideale oplossing zijn om met een gerust hart je fiets bij een koffiestop te parkeren?
Fietserpad etappe 8 – We zijn ‘uitgemergeld’
Ik hou niet van drukte. Ik ben niet op mijn gemak in mensenmassa’s. En ik was niet voorbereid op Maastricht op zaterdag. Mijn hele zijn wilde maar één ding; zo snel mogelijk die stad uit. Veel. Te snel om het nog leuk te noemen zoefde ik door hartje Maastricht. Even buiten de drukte verontschuldigde ik me tegenover Madeleine. Ik had kunnen weten dat het druk was en toch overviel het me.
Een laatste klim naar de St. Pietersberg deed mijn gemoed weer tot rust komen. Het Fietserpad eindigt aan de rand van de voormalige Enci groeve. Nu omgebouwd tot natuurgebied. Ik vond het Oost-Duits mooi. Rauw met een zeer recente geschiedenis. De fabriek staat er nog. Ik denk dat het over 10 jaar een trekpleister voor natuurliefhebbers is.
De dag was in relatieve rust begonnen. Hoewel ons natuurkampeerterreintje met 90 plaatsen tot zijn nokkie gevuld was. Dus vormde er zich een Zuid-Frans rijtje van geduldige campinggasten met een boodschappentas voor de bus van de lokale bakker. Hoewel de broodjes meer Duits waren en de bakker nog wel wat aan zijn ‘croissant skills’ mag werken, voelde de hele omgeving Zuid-Europees aan.
De echte ‘bergen’ liggen wat oostelijker in Limburg. Dus heel pittig werd het niet vandaag. Een drietal klimmetjes als ik die naar de St. Pietersberg meetel. Toch zit er voldoende hoogte in om mooie vergezichten te krijgen. Het mooiste deel liep over een gravelpad. Wel even opletten dat je op je fiets blijft zitten in de afdaling.
Bij Houthem begon het dagjes toerisme. De parkeerplaatsen stonden vol met fietsendragers en her en der zag he mensen met fietsen of kinderen slepen. De laatste paar dagen had ik de indruk gekregen dat Limburg bezet was door 70 plussers. Een invasie van omroep Max, een kolonisatie door de ANBO. Nu zag ik weer mensen met kinderen. Die zijn blijkbaar door de oudjes naar de stad verbannen en mogen daar alleen in het weekend even uitkomen. Maastricht is eigenlijk een strafkolonie voor jeugdigen.
De mergelgroeve had me goed gedaan. Ik was klaar voor Maastricht. Laat maar komen die meute. Madeleine was lief voor me en hield me aan de rand bij een lokaal terras staande. ‘Zullen we hier wat eten, voordat we de drukte ingaan?’
Aan het tafeltje tegen de muur zat een ‘keurig’ stel. Hij had een mooie kaki broek aan met bijpassende hippe gebreide instappers en een geruit overhemd die het Zeeman niveau duidelijk ontsteeg. Zij had net iets teveel glimmers voor het mooie. Glimmers op haar sandalen, een glimmend schouderbandje van haar handtasje en uiteraard het nodige ‘generatie’ goud om nek, polsen en vingers. Ze zaten naast elkaar, hoorden bij elkaar, maar wisselden geen woord. Er viel blijkbaar niets meer te zeggen. Om toch niet helemaal nutteloos te zijn in deze setting, keken ze om beurten wat minachtend naar die twee fietsbroeken van twee tafels verderop. En naar goed Limburgs gebruik gooiden ze beiden om half twee ‘s-middags nog maar eens een Chardonnay naar achteren.
Vanavond is het feest. Onze kinderen komen ons halen met de auto en wij maken daar dan een gezellige avond van met overnachting in de stad. Er komt een tijd dat je kroost niet meer met je op vakantie wil. Dat is eigenlijk maar goed ook. Maar als ouder is er niets leuker dan af en toe je nageslacht bij elkaar te hebben in een gezellige setting.
Fietserpad etappe 7 – Een dag met ondertiteling (’n dag mit ondertiteling)
Op Karmeliet gaat het niet. De verleiding was te groot op het verrassend gezellige marktplein in Sittard. Gezien het aantal kilometers van de dag was het tempo gedaald naar niveau lanterfanten en dus konden we de terras mogelijkheid niet laten glippen. En natuurlijk was ik verstandig en bestelde ik een bitter lemon, maar de ober verstond Tripel Karmeliet. Toen ie voor me stond dacht ik ‘het is ook bitter en er zit ook citroen in’ dus het is een soort bitter lemon.
Op het terras was het ook geen probleem geweest. Het waren de kilometers tussen Sittard en Schinnen die in combinatie met mijn bitter lemon minder goed vielen. Ondanks dat ik het Noorden een beetje kwijt was, kon ik zeker nog genieten van het glooiende landschap. Het zijn ook akkers, net zoals in Flevoland, maar toch is het anders.
De dag was rustig begonnen. Nadat we waren ontwaakt in ons sociale experiment, kwam al snel het eerste teken van waardering. ‘Mooie fietsen’. ‘Hoe ver rijd je op een dag?’ En vervolgens ‘Zo dat is ver!’ Helaas dan besloten met ‘Nou ja, toen ik jong was, reed ik nog veel meer kilometers op een dag en dat was door de Alpen’. Ik keek naar zijn bierbuik en dacht: ‘dat is dan wel heel vroeger geweest.’
Waarom lijken niet alleen mannen, maar ook normale mensen, altijd te moeten bewijzen dat zij ook kunnen wat jij kan of liefst nog beter. Ik vermoede dat dit onderdeel was van het experiment waarin wij ons bevonden en besloot niet te reageren. Ik onderdrukte mijn opwellende testosteron en antwoordde met de vraag: ‘Wat knap van je, op wat voor een fiets reed je toen?’
Een fietser die door de Alpen is gecrosst weet nog op welke fiets hij dat heeft gedaan. Meestal met merk, kleur en type aanduiding erbij. Altijd een goede checkvraag of de duim niet nog groter is dan de bierbuik. Deze bierbuik wist het niet meer, want het was al te lang geleden.
Een fietskampeerder is altijd aan het grammen jagen. Wat kan minder, wat kan lichter en wat kan ik bij mijn vriendin in haar tas stoppen. Je hebt de bekende verhalen over afgezaagde tandenborstels en de fiets als tentstok gebruiken. Maar het effect van mijn afgezaagde tandenborstel is compleet verdwenen als ik op dag vier een glazen potje oploskoffie in mijn achtertas jas.
Zo heb ik een prachtige lichtgewicht zip-off outdoor broek van 306 gram. Werkelijk een heerlijke broek voor in de zomer, maar niet in September als het ‘s-avonds wat frisser wordt. Een thermobroek van 153 gram, but who is counting, is daar weer de perfecte oplossing voor. Heb je niet een dikkere broek nodig en heb je het toch warm. Tot zover de nutteloze fashion tips.
Eenmaal onderweg vallen ons de plaatsnaambordjes op. Zodra je Limburg inrijdt begint de ondertiteling. Nou is ondertiteling in Limburg geen overbodige luxe. Maar als je plaats ‘Ech’ heet, of ‘Swoalme’ noem het dan ook zo. Den Hollander went wel aan die namen en de meesten wisten niet eens van het bestaan van Echt en Swalmen.
Iets wat niet typisch Limburgs is, maar wel opvalt, is dat er altijd iemand is die zich niet kan bedwingen en toch met zijn fiets of brommer over het nog zachte beton moet rijden, zodat zijn spoor nog jaren in het pad gegraveerd zal blijven staan. Ook in Limburg hebben ze , net zoals in Almere, milieuvriendelijk beton gebruikt. Wat er zo milieuvriendelijk aan is, weet ik ook niet. Het zal wel in een kleinere verpakking hebben gezeten. Wat ik wel weet is dat dit type beton zeer langzaam droogt, dus voordat het is uitgehard al volledig is dicht getatoeëerd met alle merken en type banden die je bedenken kunt. Daarnaast is het poreus. Dat is dan weer extra hilarisch als het fietspad door een paard met hoge nood is gebruikt. Dat levert bruine vlekken op in het beton, die er niet meer uitgaan. Ik verwacht binnenkort dat de gemeentereiniging in de weer moet met Vanish Active Oxygel om het fietspad weer schoon te krijgen.
Wij volgen voor een groot deel het Pieterpad. Het Pieterpad is niet zelden de bron van inspiratie geweest voor menig huisdichter. ‘Voor lopers van het Pieterpad, hebben wij een bed en een warm bad’ was een wervende tekst van een B&B. En wat dacht je van ‘Je loop de volgende 5 kilometer op gemak, op onze koffie met gebak’. Creatiever vond ik een uitrustbankje bij een boerderij met de inscriptie ‘Powerbank’.
Ik hou van verhalen. Daarom vind ik wielrennen ook zo leuk. Dat is een soort van GTST maar dan voor mannen. Ik kan me nog herinneren hoe Jean Nelissen de titanenstrijd tussen Henny Stamsnijder en Roland Liboton versloeg. Hij benoemde steeds letterlijk wat hij zag, daarbij steeds gebruik makend van zelfverzonnen aanduidingen als ‘onze kleine Belg’. Werkelijk te erg om naar te luisteren. Maar nu krijg ik door jongens als Maarten Ducrot en Karsten Kroon 198 kilometer lang heroïsche verhalen voorgeschoteld over het wel en wee van de renner in beeld.
Vandaag hebben we een camping met verhaal. Haar opa is hier na de tweede wereldoorlog komen wonen en bood passanten een plek om hun tentje op te slaan op een plek waar de koeien het gras kaal hadden gegraasd. Haar ouders hebben het boerenbedrijf overgenomen en de camping geprofessionaliseerd. Sinds 2017 heeft zij, na omzwervingen in binnen- en buitenlandse, het stokje overgenomen en runt zij deze prachtige terassencamping in Schinnen.
Het verhaal maakt de camping nog leuker dan hij al is. Het is inderdaad een prachtige, bijna Zuid-Franse locatie met soms prachtig uitzicht. En door het verhaal vergeet je ook wat sneller dat je nog steeds de weg hoort en dat je de tent precies voor een aangegeven tegel moet opzetten, zodat er tussen alle tenten 7 meter ruimte zit. Dan hebben we gelijk antwoord op de vraag in welk buitenland de omzwerving heeft plaatsgevonden.
Nog steeds blijft het de mooiste camping van onze tocht. We staan op een strook met alleen maar tentjes en er staat een fietskampeerder naast ons. Dus al te hard klagen zal ik maar niet.
Morgen alweer de laatste dag. Nog maar een kleine 35 kilometer tot aan de meet. Maastricht. Dat wordt vast gezellig.
Fietserpad etappe 5 – Niet van de lucht
Onwillekeurig gaan mijn gedachten terug naar de Podcast van afgelopen vrijdag. Een zadeltoetertas, een frametasje en iets aan je stuur. Nu ik ergens in de negorij van Gelderland werd geconfronteerd met iets dat de laatste ijstijd ons geschonken heeft, voelde ik de onbedwingbare drang tot minder. En niet op de negatieve manier. Gewoon minder luxe, dus minder gewicht en dus minder moeite om boven te komen drijven. We slepen gewoonweg teveel bagage mee in het leven.
Oke, even een iets luchtiger onderwerp. Misschien herken je het. Vanochtend had ik mijzelf in het enige afsluitbare toilet van ons Boerheemse Paradijs net ontdaan van de pannenkoeken van gisteravond, toen ik een mevrouw ‘mijn’ toilet in zag schuifelen. Een enorme walm van schaamte kwam over mij heen. Als ik al een chemische oorlog wilde beginnen, dan toch niet tegen deze aardige mevrouw. Ik twijfelde ook net te lang om haar nog te waarschuwen. Hoewel ik in mijn hoofd uitriep: ‘nee, niet doen!’, bleven mijn lippen op elkaar. Tot overmaat van ramp had haar blik bij het sluiten van deur de mijne gevangen. Haar ogen straalde de enig denkbare vraag uit: ‘was jij het?’
Geen regen, maar wind tegen. Met dat motto kon ik wel leven. De wind kwam wisselend frontaal en over de rechterflank. Vaak genoeg werd zij van kracht ontdaan door een simpel houtwalletje of een paar verloren struikjes. Goed uit te houden.
Bij Terborg reden we langs een lokaal bedevaartsoord. Een holle ijk werd hier voor iets anders aangezien dan een zieke boom met een rottend hart. Er hingen kruizen en relikwieën. Vooral de ‘artefacts’ die achter waren gelaten door ‘Pieterpadters’ maakten van hen in een klap pelgrims. De ratio in mij overwon het en ik herinnerde mij het bordje dat mijn aandacht nog maar een paar kilometer terug had getrokken: ‘milieuverontreiniging, bel 0…’. Wat was het nummer ook alweer.
Plaatsen hebben vaak logische namen. De naam Coevorden is afgeleid van een doorwaadbare plek waar men de koeien door de Vorde konden voeren. Maar toch zijn er maar weinig plaatsen met een allesomvattende naam als ‘Berg en Dal’.
Even voor de klim hadden we de rust opgezocht van de achtertuin van Daan, één van onze volgende Podcast gasten. Daan is van de zomer in 3 dagen naar Berlijn gefietst. Weer zo’n kilometervreter met weinig bagage. Wat doe ik toch verkeerd?
Ik houd van klimmen. Ik vind het echt leuk. Een beetje afzien en de voldoening als je boven bent. De route die ons door Berg en Dal naar Groesbeek leidde, had alles in zich om – voor Nederlandse begrippen dan – de klimgeit in mij los te maken. Was het niet dat de vele auto’s en bijbehorende luchten dat beletten. Wat is klimmen verschrikkelijk als je dat moet doen aan het infuus van een Porsche 911 uit negentien kruik, met een bestuurder die het ontstaan van deze stuwwal nog actief had meegemaakt. Laat hem alsjeblieft op een e-bike kruipen.
Omdat het mogelijk zou gaan regenen, hebben we in Gennep een B&B geboekt. We blijken de vijfde gast ever te zijn in dit prachtige appartement even buiten de stad. Wat een luxe al mis ik de Boerheemse stijl al wel een beetje.
Fietserpad etappe 4 – Van een heater in Holten naar een Boerheems Paradijs
Motregen is het thema voor de dag. Het is niet veel, maar steeds kleine buitjes van aerosolen. Je wordt niet eens nat, maar het voelt gewoon niet prettig. De ervaring zorgt er voor dat we alvast nadenken over ons onderkomen van die avond. Er is een trekkershut in de buurt van Zelhem, maar de beoogde Camping Brugginck heeft speciaal voor fietsers en wandelaars een slechtweer voorziening. Gisteren nog noemde we dat een Boheems Paradijs. Gezien de agrarische achtergrond van de camping nu omgedoopt tot een Boerheems Paradijs.
Als je van bos en heide houdt, is de Sallandse heuvelrug een aanrader. Ik kreeg een opmerking van een lezer dat zij juist genoten had van het weidse van opper Groningen. Zo zie je maar hoe mensen anders tegen dingen aan kunnen kijken. Maar ik kan ook genieten van een verhaal van een fietser die een psychische inzinking beleefd in en voornamelijk door de Zweedse bossen.
Wat je weer niet vindt op de Sallandse Heuvelrug is een winkel die je een redelijk fietsbroekje wil verkopen. De meeste fietswinkels hebben zich begrijpelijk gespecialiseerd in e-bikes en daar ga je niet met een gezeemde broek op zitten. Dat blijft dan toch voorbehouden aan de speciaalzaak en internet. Madeleine moet nu door op een half zeem.
Je hebt zo je eigen geniet momenten. In Holten is een bakker met terras. Dat terras was voorzien van ‘heaters’. Als je dan uit de motregen komt en in een stoel met kussen zakt en de straling van de ‘heater’ op je natte bovenbenen voelt, dan slaak je zomaar een kreet van genot, waar het tafeltje naast je van schrikt.
Het stel achter ons gebruikte de bakker om tijdens lunchtijd snel 3 Chardonnays (zij) en 3 Grimbergens (hij) naar achter te gooien. Ik hoop niet dat we die straks nog tegen komen op een e-bike.
Toch was het broodje gezond en het broodje filet met uitjes niet voldoende om rond een uur of 4 een lichte hongerklop te voorkomen. En dan is het vervelend dat het even duurt voordat de snel naar binnen gewerkte krentenbol zijn werk doet. Ik heb een kilometer of tien zwijgend voort getrapt. Tot vlak voor Zelhem als bij een wonder de energie langzaam mijn lichaam weer invloeide.
SVR camping Brugginck is nog maar een jaartje actief. Jaap en Maron hebben 12 plekjes en als je wilt kun je bij Maron teken en schilderles nemen. De deel is ingericht als gemeenschappelijke ruimte en bij slecht weer ideaal voor fietskampeerders. Als je de kinderziektes van een startende camping voor lief neemt, een aanrader.
Mijn moeder maakte pannenkoekenbeslag van bloem, eieren melk en zout. Ik maak pannenkoeken door kant en klare pannenkoekenbeslag samen met 2 eitjes en een kleine liter melk in een kom te donderen en het dan flink te mishandelen met een mixer. Aangezien een lichtgewicht garde niet tot onze standaard fietskampeer uitrusting behoort, hebben we een bus instant pannenkoekenbeslag gekocht en een half litertje melk. De beschrijving van de bereiding is zorgvuldig, hilarisch en volledig dummy proof. Maar het werkt als een dolle.
Na negen is het droog gebleven. De tent is al bijna droog gewaaid en volledig klaar voor de nacht. Niets slaapt beter dan in mijn slaapzakkie in mijn tentje.