Fietserpad Etappe 2 – Pipo de Clown en Mamaloe

Ik sta ‘s-ochtends bij het toiletgebouw te hannessen met mijn corona kaartje en hoor achter mij het onmiskenbare geluid van het in elkaar vouwen van tentstokken. Iemand vertrekt. Onmiddellijk bekruipt me het gevoel dat ik te laat ben. Een vleug van stress vliegt voorbij. Ik moet ook inpakken en snel vertrekken. Wat het geluid van tentstokken met een mens kan doen. 

Ik draai me om en zie een jong stel in fietsbroek en regenjas bij 2 half opgeladen fietsen. Rustig en routinematig pakken ze hun spullen in. Zonder een woord te wisselen. Alsof ze boos zijn op elkaar. Dit is duidelijk niet de eerste keer dat ze de boel opbreken. 

Vroeger was geen haar op mijn hoofd die aan dacht om niet te gaan kamperen. Weer of geen weer. Natuurlijk hadden we minder geld, maar er zat ook een bepaalde mate van jeugdige koppigheid in die alle overige opties onmogelijk maakten. Als echte kampeerder laat je je niet door een beetje regen een hotel injagen.

Die koppigheid zorgt er voor dat je ‘s-ochtends om half 8 met een nors gezicht je natte tent staat in te pakken, wetend dat het die avond geen pretje gaat worden om hem weer op te zetten. Ik hoop dar ze de binnen- en buitentent los van elkaar hebben opgerold, anders wordt het straks wel heel erg afzien. 

De wijsheid komt met de jaren en dus zaten wij vannacht in een trekkershut. De enige zorg die we hadden, was of ons fietsbroekje wel droog zou zijn voor morgen. Ik had heerlijk geslapen en kon straks ontbijten aan een droog tafeltje met een echte stoel. Zwaar overdreven natuurlijk, maar er zat naast een verwarming zelfs een koelkast in onze trekkershut.

We hadden het hoge Noorden verlaten en zaten min of meer in bekend gebied. Nog geen 2 maanden geleden reden we het Rondje Drenthe, dat ons in Annen bracht. Slechts een oaar kilometer van onze huidige verblijfplaats in Schipborg.

En er was zon. Het soort dat je verwelkomt na een grauwe dag. Het zonnetje waar je voor uit de schaduw komt om de zonnestralen op je gezicht te laten vallen. Het bos is nog nat van de regen. Af en toe, bos-uit vangen we wat zonnestralen. Die zijn ook hard nodig om ons gewassen fietsbroek te laten drogen. 

In Gasselte slaan we rechtsaf en even later volgen we een fietspad naast de provinciale weg. Normaal gesproken niet idyllisch, maar er heerst zondagrust en het uitzicht over de rechterflank is prachtig. De veldbloemen die ik hier twee maanden terug nog op de foto slingerde, zijn verdwenen en de boer heeft in de tussentijd gemaaid. Opvallend zijn de natte hooibalen. Niet van het land gehaald toen het nog droog was blijkbaar. 

Over het Baloërveld

We sloegen linksaf het Baloërveld op. De heide stond nog steeds in bloei en de heidebloempjes geven een zacht paarse gloed. Dit zijn de genietkilometers. Ze kunnen niet lang genoeg duren, maar duren altijd te kort.

De koffiestop was het kantelpunt van de dag. De lucht betrok en we realiseerden ons dat Buienradar alleen gelijk krijgt als je het niet wilt. Er was regen op komst.

Dapper probeerden we de bui te ontwijken en weg te denken. Even voor Sleen was er geen ontkomen meer aan. De spetters veranderden in dikke druppels en langzaam kwam er een stroompje op gang van mijn benen mijn schoenen in. Een café in Sleen bood redding met koffie, broodjes en een dak. Het regende fors door en Buien radar beloofde nog meer. 

Kamperen leek wederom een mindere optie. In de buurt van onze eindbestemming had Madeleine het Boheems Paradijs ontdekt. Een dertiental Pipo wagens bij een boerderij. Dat klonk beter dat in het natte gras op een camping. 

Bij de Albert Heijn in Sleen parkeerde een vakantiefietser zijn Koga met grijze classic Ortliebtassen naast onze 2 fietsen. Na een onvermijdelijk gesprek over de neerslag van de dag, melde de man pardoes blij te zijn Drenthe te kunnen verlaten. Hij was al die bomen wel zat en verlangde naar de Overijsselse weiden met koeien en vergezichten. Dan moet ie eens gaan wandelen tussen Groningen en Zoutkamp. Ik ken nog wel iemand met een leuke route. 

Maar ik werd afgeleid door iets lang en ronds dat onder de bovenbuis van de Koga zat geplakt. Het bleek een originele fietspomp te zijn. Ik zal het voor de lezers onder de dertig even uitleggen. Vroeger gebruikte met een in- en uitschuif mechanisme met een ventiel om lucht in de banden te pompen. Ik keek onwillekeurig naar het stuur om te checken of er ook een kaartleesstandaard op zat. Toen ik die niet vond, ging mijn blik toch nog snel naar de vork of er een dynamo voor zijn voorlamp op zat. Ook niet. Alleen een pomp. Misschien iemand die niet al teveel Co2 uit wil stoten. 

Onze Pipo wagen uit 1943

De Pipowagen kwam snel in zicht en dat was maar goed ook. Het regende weer en Buienradar voorspelde nog steeds meer. De Boheem die ons opving in zijn paradijs was uitermate vriendelijk en had zijn mooiste karretje voor ons gereed gemaakt. Een klassieker uit 1943.

Ons Boheems Paradijs

De Pipo en Mamaloe die in dit karretje hadden geleefd moesten wel heel veel van elkaar gehouden hebben. Zelfs ons tentje leek meer ruimte te hebben. Gelukkig konden we uitwijken naar de gemeenschappelijke ruimte in zigeuner stijl. Daar was het droog en een soort van warm.

Morgen zou het volgens Buienradar droog blijven. Hij had het al 2 dagen bij het rechte eind. Dat kon niet lang meer goed gaan. 

Fietserpad Etappe 1 – Door een post apocalyptisch landschap naar de geciviliseerde wereld

Ik was bang geweest. Zoals je bang kunt zijn voor de tandarts. Of voor een examen dat je niet goed hebt geleerd. Maar hier ging het niet om de angst voor de snerpende toon van een boor of het zenuwslopende geschuifel van een docent, maar voor de overweldigende leegte van het Noorden.

Ik In de intercity tussen Lelystad en Groningen had ik al teksten voor de eerste etappe bedacht. ‘De toegepaste landschapsarchitectuur is hier zonder uitzondering in post apocalyptische stijl.’ en ‘Doofenshmirtz heeft de alles-wat-leuk-is-vernietiger uitgevonden en getest in gemeente Het Hogeland; test geslaagd.’, of ‘Het Hogeland ligt zo hoog dat het boven de boomgrens ligt.’

In de boemel van Groningen naar Warfum had ik weinig tijd om nog meer inspiratie in negatieve teksten te stoppen. De positie die we met onze fietsen hadden in het halletje was net zo min ideaal als de opspelende Chinees van gistermiddag. Gelukkig was de WC dichtbij. 

Nog voor Baflo sloeg de regen tegen ons twee rijtuigen tellende Ariva treintje. Ook dat nog. Bij zonnig weer en wind mee, was er zicht op overleven, maar nu…

In een lichte druil stonden we op het ‘stationsplein’ van Warfum. Een rotonde met omvang waar je van moet afvragen of je er een scootmobiel kunt laten keren. De lichte miezer zorgde in nauwe samenwerking met mijn ietwat beslagen bril er voor dat ik de route van de dag verwijderde in plaats van te starten. Toen kwam het eerste signaal van hoop van boven. In Warfum is 4G en dus kon ik de route opnieuw dowloaden en starten. 

Warfum zelf is een schattig dorpje dat lukraak in een weiland lijkt te zijn gedonderd. Nog onverwachter was het klimmetje naar de dorpskern. Een terp, of liever een Wierde, want we zijn in Groningen.

Warfum verlatend zag ik een beetje van mijn angst terug in de uitgestrekte weilanden. We reden westwaards naar Pieterburen dus dat is in Nederland 9 van de 10 keer wind tegen. In Groningen is dat niet anders.

Halverwege Pieterburen werden we een heus fietspad opgestuurd dat kronkelend tussen de boerderijen zich een weg baande naar het beginpunt van ons Fietserpad. Nog even en ik zou fietsen in de overweldigende weidsheid nog leuk gaan vinden. 

Dat sprankje hoop werd in Pieterburen door een stevige regenbui in de kiem gesmoord. Al schuilend tegen de narigheid die ons van boven werd toebedeeld keek ik aandachtig naar de gele letters die aangaven dat we echt bij het begin van de route stonden. ‘Start Pieterpad’. 

Niet te missen

De bui was van korte duur. Gezien het weerbeeld hadden we onze kampeerplek op natuurkampeerterrein ‘De Hondsrug’ ingeruild voor een trekkershut op camping ‘De Vledders’. Dat betekende wel 15 extra kilometers bovenop de geplande 60. Voor een halve dag fietsen is dat voor ons wel een beetje doortrappen. 

Naar het Zuiden afbuigend kregen we de wind vanuit de flank. Dat maakte het leven al weer een stuk aangenamer. De Coop in Eenrum wilde ons wel brood en kaas verkopen, dus zelfs een wat late lunch werd mogelijk. Het landschap blijft onveranderd leeg, maar de route brengt je over paden die veelal beschut worden door een houtwal. Af en toe kijk je dan tussen de bomen door de verre leegte in, zonder het gevoel te krijgen er onderdeel van te zijn.

Dat we wandelaars zouden tegenkomen stond buiten kijf. Het Fietserpad loopt zoveel mogelijk gelijk aan het Pieterpad. Maar dat het er zoveel zouden zijn, hadden we niet verwacht. Je herkent ze onmiddellijk aan de stevige schoenen en het boekje in de rechterhand. Als ik hier 40 kilometer fietsen al zie als mentaal uitdagend, hoe zou 40 kilometer wandelen zijn?

Groningen zie je al van verre. Het is als een eiland in de groene oceaan. Ondanks de ruimte er omheen, heeft de stad toch de nodige hoge kantoorpanden. De skyline maakt de stad modern en geeft je de indruk dat er wat gebeurd.

We laten Winsum achter ons. Dit dorpje is in 2020 uitgeroepen tot mooiste dorpje van Nederland. En ik moet toegeven dat het een heel prettige uitstraling heeft. Het is er ook vanuit het niets in een keer gezellig. Met terrasjes aan het water en behoorlijk wat mensen in de winkelstraat. We stoppen om een foto van een molen te nemen. De eerste ontdekking van de route is geboren. Winsum is een verrassend leuk dorpje midden in een verlaten gebied. 

Molen in Winsum

Dat Groningen gezellig is, verrast dan weer niet. Door haar vele studenten leeft de stad enorm. We rijden ook door delen van de stad die verraadden dat in vroegere tijden hier veel geld zat. Mooie statige panden die je net zo goed in Den Haag of Haarlem zou kunnen tegenkomen.

Met de opmerking ‘het viel wel mee’ sluit ik het hoofdstuk fietsen in de Noord. Rustig peddelend richting Paterswolde besef ik me dat ik het moeiteloos heb overleefd en het zelfs her en der leuk heb gevonden. Het is geen bos of heide landschap, maar mede door een goed gekozen route is het prima uit te houden. 

Paterswoldermeer

Vanaf het Paterswoldermeer begint de pret. Bootjes op het water en een molen op de oever. Genoeg te zien en te beleven en voor je het weet rijd je een heus bos in en kom je langs G1, 1 van de 2 Groningse hunebedden. Midden in dat bos ligt bij Noordlaren het natuurkampeerterrein dat we oorspronkelijk hadden uitgezocht. Prachtig, maar nu nogal nat. We vangen een glimp op van het kampeerveld en zien dat het er toch nog best druk is. Met een licht ‘hadden we toch niet beter’ gevoel trap ik door richting familiecamping ‘De Vledders’.

De route van route.nl gaat door Zuidlaren, waar het origineel op Madeleine haar kaartje dat niet doet. Later zal blijken dat dit niet de enige afwijking is. Ik heb blijkbaar niet goed genoeg gezocht en was te snel tevreden toen ik een route vond die van Noord naar Zuid liep.

Wel hadden we nu voor niks 20 kilometer met ons avondeten in de tas rondgereden. Zuidlaren heeft natuurlijk gewoon een supermarkt. Na een korte stop bij een lokaal café voor een cola en een Heineken 0.0 vielen de laatste loodjes naar de camping niet al te zwaar.

De trekkershut was een goed idee. De buien gaan op en af en we hebben het allebei een beetje koud. Dat komt natuurlijk ook door de vermoeidheid. Vakantie is er niet voor niets en wij hebben altijd een  achtje slapen nodig om bij te trekken. Morgen zal alles beter zijn.