Bretagne en Normandië – Etappe 17 (Arromanches – Caën [42 km])
In de Tour zouden ze dit een ‘tussenetappe’ noemen. Niet lastig, niet moeilijk en weinig over te vertellen. De eerste helft langs de kust was redelijk saai, maar wel pittig vanwege de wind op kop. Vanaf Courseulles-Sur-Mer gaat het zuidwaarts en dus kregen we de wind meer in de rug. Daar werd de route ook weer wat interessanter met kronkelwegen en bos.
Waar ik er nog behoorlijk naast zat om Bayeux te verbasteren to Banlieu, had ik dat zeker mogen doen met Courseulles. Als er een prijs zou zijn voor lelijkste dorp van Frankrijk, dan stond deze hoop bouwvallen op de nominatie. Het is het Avoriaz van Normandië. Een gedrocht dat opgetrokken is in een tijd dat architecten blijkbaar niet te vinden waren. Natuurlijk is er het excuus dat het in de oorlog volledig platgebombardeerd is. Dat zouden ze nu eigenlijk weer moeten doen. En al laten ze het hele dorp opnieuw ontwerpen door Cees Dam, dan nog wordt het gezelliger dan deze armoedige ghetto voor verlopen strandtoeristen.
In Caën is de wederopbouw beter gelukt. Er zal het een en ander hersteld zijn, maar er zijn nog steeds gezellige straatjes te vinden. Ook lijkt een aantal vakwerkhuisjes gered van de bommen en granaten. Met de vele kleine winkeltjes is het prettig ‘shoppen’ in Caën. Ook struikel je er over de restaurantjes, al is de kaart van de meeste beperkt tot café voer.
We zagen 2 coole fietsers door de stad rijden. Eén op een ligfiets en een ander met een BOB kar. Voor het stoplicht draaiden ze plots om, wat irritatie en dus getoeter van automobilisten opwekte. Ze waren duidelijk op zoek naar de uitgang. De informatie is er wel, maar is niet altijd even duidelijk.
Madeleine heeft midden in Caën een hotel geboekt. Niet te ‘fancy’, maar toch een heus hotel. Ergens stond in een recensie dat de bedden erg goed waren. Dat moet een trol zijn geweest, want ik voel de veren door mijn matras. Maar alles is op dit moment beter dan mijn luchtbedje. Vannacht is ook bij dit exemplaar een naad tussen 2 luchtkamers gesprongen. Hierdoor lig je op een halve skippybal. Dat is het tweede Exped matje dit jaar. Ik moet de exacte aankoopdatum nog opzoeken, maar ik denk dat ze ongeveer 8 jaar oud zijn. Die dingen hebben dus niet het eeuwige leven. Gelukkig gebeurt het redelijk aan het einde van onze tocht. Als het goed is nog maar twee overnachtingen in de tent, dus dat overleef ik wel.
Bretagne en Normandië – Etappe 16 (Pont du Hable – Arromanches [58km])
Met voorbedachte rade hebben we gisteren 10 kilometer meer gereden, zodat we vandaag de tijd hadden om 2 ‘site seeings’ te doen. We hebben de route van Cees een beetje aangepast en zijn via het nieuwe fietspad langs de kust van Pont du Hable naar Pointe du Hoc gereden.
Wie de film ‘The longest day’ heeft gezien, zal een beeld hebben bij deze plek. Er in het echt staan en je in te beelden wat voor een hel het hier moet zijn geweest, is nog indrukwekkender. Boven op de klif moet het ooit een plateau zijn geweest, maar dat is nu meer een groot uitgevallen poffertjespan door alle granaatinslagen.
De tweede stop is iets van de route af. Het is het Amerikaanse oorlogskerkhof met meer dan 9.000 kruizen en sterren. Om een indruk te krijgen; op 6 juni 1944 sneuvelden 9.000 geallieerde militairen.
Tussen al het oorlogsgeweld kronkelt de route gezellig door het Normandische kustgebied. Vrijwel continue met een fris kopwindje en dus de twijfel tussen T-shirt en trui.
Een dikke 10 kilometer voor de eindbestemming rijden we Bayeux binnen. Ik ben erkend slecht in het onthouden van namen en bijzonder bedreven in het verbasteren ervan. Dus de 15 kilometer voor Bayeux heb ik het stadje consequent aangeduid met Banlieue. Het stadje inrijdend besefte ik me dat ik er niet meer naast had kunnen zitten.
Door toeval is Bayeux gespaard gebleven tijdens de invasie. Alle overige steden in de buurt zijn platgebombardeerd, maar de Duitsers in Bayeux waren zo verrast dat ze in allerijl de stad hebben verlaten en het onbeschadigd hebben overgedragen aan de geallieerden. Mede daarom is het centrum redelijk authentiek met vakwerkhuisjes en een fraaie kathedraal, voor zover een kathedraal fraai kan zijn.
En de stad brak de wind, dus konden we heerlijk in het zonnetje op een terrasje zitten. Dachten we.
De lezers van 40 jaar en ouder herkennen het zeker. Arogante, chagrijnige Fransen die je in onverstaanbaar rap Frans afsnauwden en dan wild gesticulerend andere, Franse, klanten lieten weten wat voor een drama die buitenlanders waren. Ik ken ze nog van vroeger, maar moet toegeven dat dit ras zo goed als uitgestorven is.
Zo goed als, want in Bayeux hebben we nog een relikwie gevonden. We bleken een iets te chique etablissement voor een stelletje fietsers te hebben uitgezocht en ons tenue kon blijkbaar de toets der kritiek van de in zwart jurkje geklede serveerster niet doorstaan. Met zichtbare tegenzin werd ons toegestaan een tafeltje te bezetten, terwijl we misprijzend bekeken werden. Briljant hoe sommigen je non verbaal niet welkom kunnen laten voelen.
‘Cola Zero’ is ook een dingetje in Frankrijk. De meeste cafés en restaurantjes hebben het wel, maar velen verstaan ons verkeerd. ‘Un Cola Zero’ werkt het best, maar is zeker geen garantie tot succes. Vaak krijg je dan gewoon een ‘regular’ cola toebedeeld. Zo ook bij ons stuk chagrijn in ‘little black dress’. En aangezien de cola voor Madeleine bestemd was, mocht zij de laatste 10 kilometer naar Arromanche het kopwerk verzorgen om de cola eraf te rijden.
Arromanches zelf stelt niet zoveel voor. Er is een ‘winkelstraatje’ met souvenirs en restaurants, er is een museum met ‘de landing’ als thema en er is de 360 graden film, bovenop de klif.
Arromanches is met name bekend om haar pontonhaven (code naam Mulberry B). Daar het nogal lastig bleek te zijn om vanuit zee direct een havenstad in te nemen, hebben de geallieerden een manier bedacht om een drijvende haven te creëren voor een strand. Voor de invasie van Normandië hebben ze er 2 bedacht. Mulberry A bij Omaha Beach is na een dag of 10 door een ongebruikelijke juni storm verwoest en dus moest alle bevoorrading via Mulberry B bij Arromanches.
De camping municipal was door Madeleine zorgvuldig uitgezocht voor de rustdag. Geen overmatige drukte van zwembad toerisme en niet het Bohemian laissez faire van een aire naturelle. Vaak ligt een municipal vlakbij de dorpskern en niet zelden naast het sportveld. Zo ook in Arromanches, waardoor het dorp en de winkels te voet te bereiken zijn en we de fiets kunnen gebruiken als paal voor een waslijn.
Bretagne en Normandië – Etappe 15 (Saint Vaast la Hougue – Pont du Hable [87km])
Indrukwekkend. Mensen lopen bij Utah Beach het strand op en draaien zich dan na een meter of 30 om. Met het gezicht richting de duinen. Er is nu niets meer te zien dan Amerikaanse en Franse vlaggen die gebroederlijk naast elkaar wapperen, maar iedereen beeld zich in hoe hier soldaten over het strand hebben gerend, terwijl de kogels om hun oren vlogen.
Het moeilijkste deel van de route zat in het begin. Nog een stevig klimmetje en wat op en neer zonder titel. Maar we reden de eerste 50 kilometer met de wind in de rug. Dan lijkt het met 87 kilometer een van de zwaardere etappes, maar dat viel allemaal wel mee.
We vertrokken ook nog eens in de zon. Veel mooier kun je het niet krijgen. Normandië is wat kleinschaliger en lieflijker dan Bretagne. De kleine wegen kronkelen door het landschap. Af en toe wordt je zicht belemmerd door hagen aan beide zijden van de weg. Regelmatig kom je leuke dorpjes tegen. Een heel aangename fietsomgeving dus.
Wat hoogtepunten betreft was het rustig vandaag. Uiteraard het eerste invasiestrand en de geboorteplaats van een van de voorouders van Walt Disney. De plaats heet Isigny. Uit Isigny is in het Frans d’Isigny en dat is weer verbasterd tot Disney. Moeilijk verhaal wat een aantal Micky Mouse figuren op winkelruiten veroorzaakten en er schijnt een museum over onze ‘Walt’ en zijn voorouders te zijn.
Vanaf Carentan kom je langzaam in het ‘invasiegebied’. Je ziet de eerste Amerikaans vlaggen wapperen en een eerste bescheiden monumentje doemt op. Er rijden ineens oude Amerikaanse voertuigen over de weg en de eerste bordjes wijzen je de weg naar Utah Beach.
Vanaf Isigny loopt er eenlang grindpad Noordwaarts. Er blijkt een asfalt alternatief te zijn en Madeleine is meteen verkocht. Mijn ‘asfalt Jeannette’ is al genoeg over onverharde paden gejaagd. Iedere keer als ze een stuk glad asfalt tegenkomt bedankt ze Emmanuel hartelijk voor bewezen dienst en bij ieder stuk gravel vervloekt ze hem. Ze begint al aardig ingeburgerd te raken in France.
Ik kon het weer niet laten, liet mijn vrouw in de steek en koos voor het grindpad. Dit bleek een karrenspoor langs een zeearm te zijn met meer losse klinkers dan korrels grind. Het was maar goed dat Madeleine de cola meehad, want die was serieus ontploft met al dat gehobbel. Wel weer mooi waren de meeuwen die opvlogen als je aan kwam fietsen.
Op driekwart van het grindpad kreeg ik plot een hongerklop. Telepatisch of niet, maar Madeleine bleek later rond hetzelfde moment ook een hongerklop te hebben gehad. Uiteraard had zij bananen, cola en Cliff-bars bij zich en ik…. niets. Nadat ik 2 moeizame kilometers had afgelegd en we weer verenigd waren, heeft Madeleine een banaantje voor me gepeld.
Stonden we gisteren nog op een camping met vier hele sterren, staan we vandaag op een Aire Naturelle, hetgeen de Franse variant van een natuurkampeerterrein is. Madeleine had grondig onderzoek gedaan en de antecedenten van camping en eigenaar nagetrokken. De camping had het certificaat ‘Madeleine fähig’ gekregen. Sommige Aire Naturelles zijn serieuze campings en andere zijn een grasveldje met een gat in de grond als WC.
Camping Pont du Hable zit in de eerste categorie, maar is wel een Boheems paradijs. Het is een langgerekt grasveld met lukraak verspreid een aantal bouwvallige caravans. In een Tabbert waar zelfs Koos Petalo zich voor zou schamen, resideert de eigenaar. Deze kwam ons ‘s-avonds WiFi codes uitdelen en vertellen dat we ergens morgenochtend mochten betalen.
Maar de douches zijn warm en het sanitair is redelijk schoon. Er is een koelkast, een magnetron, een wasmachine en een fietspomp. Als het te warm werd, kon je altijd nog een duik nemen in het opblaaszwembad. Kortom, bijna net zo viersterren als onze vorige camping.
In een beetje Boheems paradijs heb je natuurlijk loslopend wild. Op camping Pont du Hable doen ze het bescheiden met een aantal loslopende kippen. Maar man, wat waren die beesten irritant. Nu is een kip in mijn optiek alleen nuttig als ze eieren legt of in de pan ligt, maar deze liepen gewoon je tent in. En toen ik aan het koken was, liep er een bijna mijn pannetje in. Een welgemeend ‘Kssst’ van mijn kant voorkwam groot kippenleed.
Bretagne en Normandië – Etappe 14 (Bretteville – Saint Vaast la Hougue [45km])
Wat is de ideale trekkerscamping? Ik stel me deze vraag op een camping die zijn vier sterren ontleent aan een zwembad en een speeltuin. Maar wat zou voor trekkers een ‘vier sterren camping’ zijn?
Om te beginnen staan er alleen tentjes. Geen kampeerklikos, geen tuktrucks en geen foutwagens. Alleen maar tentjes op een veld. Niet met omhaagde plekken, maar lukraak, daar waar de trekker denkt goed te staan. Tussen de tentjes staan voldoende picknick banken. Het sanitair is sober maar schoon en heeft naast een heerlijk warme douche een wasruimte die niet vervuilt wordt door een stortplaats voor portapoties. In de slechtweerruimte met kleine bibliotheek staat een koelkast naast een set ‘lockers’ waarin je veilig je telefoon en navigatie kunt opladen. Om de hoek staat een professionele wasmachine met een bordje erbij dat de je met de wasknijpers in het mandje de was buiten aan de daarvoor bestemde waslijnen kunt hangen.
De vriendelijke receptionist vraagt hoeveel brood en welk soort je morgenochtend wilt hebben en wijst je op het bescheiden campingcafeetje waar niet alleen buitengewoon goede koffie wordt geschoken, maar ze ook Paix Dieu op de tap hebben. Het is tot 11 uur ‘s-avonds gezellig op de camping, waar je ervaringen en sterke verhalen uitwisselt met andere trekkers. Om 11 uur breekt iedereen op en gaat lekker pitten. Niemand snurkt.
Terwijl ik door het gaas van mijn binnentent uitkijk over het prachtige meer, schrijf ik mijn verhaaltje om het daarna te plaatsen via razendsnelle WiFi. Zo ongeveer ziet mijn ideale camping eruit.
Voor vandaag hebben we voldaan aan de tweede wet van Jaap. Waar de eerste wet van Jaap nog iets zegt over hoeveel kilometer je moet hebben gefietst voordat je appeltaart mag, zegt de tweede dat je elke vakantie 1 keer een kerk moet hebben bezocht. Vandaag was het voor ons zo’ndag.
De kerk van Neville is bekend vanwege haar hangende boot. Toen Madeleine mij de beschrijving voorlas, creëerde ik voor mezelf een beeld van een levensechte boot, die ergens onder het dak van de kerk was opgehangen. De werkelijkheid bleek een schaalmodel te zijn, die tussen de Katholieke kroonluchters door naar het altaar probeerde te varen. Wel een mooie kerk, dat wel.
Het was een toeristische etappe. De etappe was kort en niet moeilijk, hetgeen weinig hoogtemeters betekent. Het was mooi weer en er stonden een aantal ‘attracties’ op het programma, waaronder de kerk in Neville.
Gatteville Phare heet zo, omdat ‘phare’ vuurtoren betekent. De vuurtoren van dit dorp is de hoogste van Frankrijk en daardoor een trekpleister. Het is misschien de hoogste, maar zeker niet de mooiste. Dat moet Kees Swart ook hebben gevonden, want de route hield ruimschoots afstand van het ding. Je kunt hem beklimmen, naar het schijnt, maar dat hebben we dus achterwege gelaten.
Op naar het schattige haventje van Barfleur. Een vroeger vissersdorpje dat een dramatische daling in inwonersaantal heeft gekend en nu met 600 man de plezierjachten ontvangt. Het is inderdaad wel een aardig haventje,maar om er nou een trekpleiser van de maken, vind ik wat overdreven.
Op naar eindbestemming Vaast. Of Saint Vaast La Hougue zoals het officieel heet. Over de camping kunnen we kort en krachtig zijn. Veel geld voor weinig plezier, maar het plaatsje is zeker de moeite waard. Wel een beetje een hoog Frans ‘Gaastra met rode broeken’ gehalte, maar een charmant haventje met leuke tentjes. Het is niet geheel zonder reden dat in 2019 Vaast is uitgeroepen als het best leefbare dorp van Frankrijk. In de haven liggen naast de talloze plezierjachten en bootjes ook nog echte vissersboten. Met bijbehorende odeur, dat dan ook weer wel.
Verschillende gezichtspunten vanuit Vaast, inclusief veerboot dat een amfibievoertuig blijkt te zijn.
Bretagne en Normandië – Etappe 13 (Vauville – Bretteville [62km])
Vaak heb ik wel wat te zeuren over de route, maar vandaag was het heel mooi. Zeker de eerste helft van etappe 13 was de moeite waard. Bij direct vanaf Vauville doken we de kliffenkust in. Dat komt erop neer dat er steil geklommen en gedaald moet worden. Binnen 17 kilometer 3 keer een dubbele pijl (>>), met stijgingspercentages van 14%. Maar het was de moeite waard. Het gebied is hier rustig en prachtig ruig. Af en toe onderbroken door een schattig dorpje, zoals bijvoorbeeld La Roche.
Er komt hier ook zo weinig verkeer dat je veel vee op de weg ziet lopen. We zijn een haan tegengekomen en een heel stel verbaasde koeien. Die zijn banger van jou, dan jij van hen, zo bleek. De boerin was ze aan het opdrijven. Ik denk niet dat wij haar leven makkelijker gemaakt hebben.
Dat het fietsen nog best ging, was op zich een wonder na een hele onrustige nacht. We stonden op een typische surfcamping. Daar moeten altijd wat paradijsvogels tussen zitten. Op deze camping bleek het gebruikelijk te zijn je dieselauto na 11 uur ‘s-avonds de camping op te rijden en voor 7 uur ‘s-ochtends er weer af. Dat scheelt al snel €13,- overnachtingskosten. Maar buiten dat is het ook leuk om rond 4 uur ‘s-nachts Amy Winehouse op te zetten en met portieren en schuifdeuren van busjes te slaan. Waarschijnlijk geholpen door wat chemische verbindingen, waren onze twee overbuurmeisjes verwikkeld in een gevecht tegen de giechellach. Ze hebben verloren.
Het weer blijft ons verbazen en niet altijd in negatieve zin. Rond de lunch voelde we spetters die zich langzaam uitbreidden tot een klein regenbuitje. Net genoeg om de regenjas tevoorschijn te toveren. Maar zoals zo vaak, trekt het dan tegen een uur of 4 ‘s-middags weer open en kunnen we nu op ons campingplekje met uitzicht op zee, genieten van een mooie ondergaande zon.
En door al dat geklim deze etappe (911 hoogtemeters), heb ik de klim challenge van Augustus volbracht. Lekker belangrijk natuurlijk, maar wel met volle bepakking. Dus….
Bretagne en Normandië – Etappe 12 (Carteret – Vauville [50km])
Elke fietstocht neem je spullen mee die je niet gebruikt en mis je dingen die je graag bij je had gehad. De zwembroek scoort dit jaar hoog op de lijst met overbodige artikelen, waar logischerwijs dan de ‘puffer’ het goed doet bij de gemiste zaken.
Kortom, de temperatuur is wat lager dan vooraf ingeschat. Niet dramatisch, want we fietsen nog in een T-shirt, maar als de zon weg is en de wind blaast, heb ik alle kledingstukken nodig om mezelf warm te houden. En dat is inclusief thermo ondergoed.
En de zwembroek momenten zijn er zeker al geweest. In Genêts stonden we tegenover het verwarmde zwembad en iets verder terug bij Mûr-de-Bretagne was het warm genoeg voor een duik in het meer. Maar blijkbaar nog niet aantrekkelijk genoeg om de zwembroek uit de tas te halen.
En ik had nog wel om gênante taferelen te voorkomen, een zwembroek meegenomen die net zolang is als mijn fietsbroek. Dan heb je alleen het effect van een wit T-shirt met bruine mouwen.
In dit deel van Normandië is het aantal winkels wat schaars. Niet ieder dorpje heeft meer een boulanger en zeker geen epicerie. Madeleine zag langs de route nog een Intermarché staan bij Diélette, maar die bestond niet meer of had nooit bestaan. Zo keken we op driekwart van de rit tegen een ontbijt met kale macaroni aan. Eventueel kan het laatste restje mayonaise daarbij als smeermiddel dienen.
Maar zoals zo vaak komt de oplossing vanzelf. We hebben een echte strandcamping in Vauville en op nog geen kilometer zit een alleraardigst restaurantje. Het is even niet anders, maar daar moeten we dan maar eten vanavond. Onze strandcamping heeft ook nog eens een broodservice. Morgen om 8:45 uur stipt, staat de lokale bakker op de camping met vers brood. En aangezien het een korte etappe was, heb ik mezelf opgeofferd en ben ik nog naar de supermarkt in Beaumont gereden voor verse cola en koffie. Beaumont is op zich maar 4 kilometer ver, maar daar zitten wel 164 hoogtemeters in. Klimmen dus voor die cola.
Het begint hier ook wat meer op het Engeland dat wij kennen uit 2019 te lijken. Het ligt hier niet meer bezaait met uber toeristische badplaatsen, maar het is er wat desolater. Er moet hier ook flink wat meer geklommen en gedaald worden, maar dat neem ik graag op de koop toe.
Vooral op het uitzichtpunt voor de afdaling naar Vauville, heb je een schitterend uitzicht. De kust veranderd van een duinenrij in een kliffenkust en het is nu goed zoeken naar de huizen in de natuur.
Een ander hoogtepunt is het kasteel van Flamanville. Ik weet niet wat de kasteelheer ervan vindt, maar je mag er dwars doorheen rijden. Het voelt een beetje alsof je in ‘t Gooi een oprijlaan oprijdt en doorsteekt naar de buren, terwijl Floris Jan je lachend toe staat te zwaaien.
We rijden het meerendeel van de kilometers door het binnenland. Dat kan blijkbaar niet anders. Zo af en toe rijd je tegen de zee aan. Logischerwijs ligt daar dan meestal een plaatsje met vaak een haven. De havens zijn klein en gezellig, zonder uit te monden in een toeristische trekpleister waar je elk moment de bassen van DJ Hardwell uit de speakers verwacht, waarop het hele strand de handjes in de lucht gooit.
Om af te sluiten ben ik vandaag alweer een stap verder met mijn afvinklijst van ongebruikte artikelen. Ik heb de zwembroek aangehad, maar nog niet gebruikt waarvoor meneer Speedo hem ontworpen heeft. Ik heb tot mijn kuiten in de Atlantische zee gestaan, maar heb besloten dat het te fris was voor een duik. En dat lag niet zozeer aan de temperatuur van het zeewater, want dat was prima. Het is een fel aflandig windje, dat het frissig maakt.
Bretagne en Normandië – Etappe 11 (Coutances – Carteret [68km])
We zitten heerlijk op een terras te genieten van het middagzonnetje, een bier en een rosé. We zijn aangeland in Carteret. Dat spreekt misschien niet direct tot de verbeelding en heeft zeker niet de uitstraling van een Saint Malo of een Granville. Het is een rustig havenplaatsje met een aantal restaurantjes, wat winkeltjes en heel belangrijk; een boulangerie.
Het gebrek aan een bakker is toch wel het verhaal van de dag. De camping municipal van Courtances kent geen broodservice en terugrijden naar het centrum van Courtances was gezien de steile hoogtemeters niet aanlokkelijk. Gelukkig hadden we in Gratot een boulanger gespot en dat was maar 4 kilometer van de camping en aan de route. Bij aankomst in Gratot bleek de boulanger te zijn geautomatiseerd. Een onaantrekkelijke broodautomaat met een zak beschimmelde donuts was alles wat dit dorpje ons bieden kan. De volgende boulanger zat op 17 kilometer. En ook die bleek uitgestorven te zijn.
Zo kon het dat we 30 kilometer hadden gereden op een harde banaan en water uit onze bidon, voordat we in Lessay een bakker hadden gevonden die ook daadwerkelijk open was. Helemaal zuur was het dat we in die 30 kilometer nog wel door een dorpje zijn gekomen dat ‘La Boulangerie’ heet, maar zijn naam geen eer aandoet.
Ondanks de trek, hebben we toch nog kunnen genieten van de steeds talrijker wordende kastelen. Meestal vergezeld van een kapel of kerk, zijn kastelen een indrukwekkende verzameling aan aanbouwsels. Niet gehinderd door een welstandscommissie knutselden de kasteelheren er naar behoefte en hoeveelheid beschikbare middelen er maar wat aan. Meestal in de stijl die op dat moment hip was.
Tussen Lessay en La Haye du Puits fiets je parallel aan de D900 ruim 8 kilometer over een ‘voie verte’. Zeg maar een oud spoorlijntje. Als je denkt dat je het wel gehad hebt, draai je bij La Haye linksaf om nog een keer 8 kilomeer loodrechte spoorlijn te volgen. Makkelijk fietsen is het wel, Saai is het ook. Bij Portbail kwamen we de zee weer tegen. Voor een derde keer deze vakantie mochten we over een getijdeweg. De eerste heeft mijn ketting gemold, de tweede was niet eens nat en deze was nat en modderig, maar stond niet onder water. Uiteraard spetterde de modder alle kanten op, dus ik denk dat ik morgen wel weer verroeste onderdelen kan laten zien.
Nadat we de zee weer achter ons hadden gelaten, was het mikken op een supermarkt. Om te voorkomen dat we niet alleen het ontbijt zouden missen vandaag, maar ook het avondeten, vertrouwden we niet op de aanwezigheid van een winkel van betekenis in Cartaret en dus was de Carrefour een stukje buiten het dorp ons mikpunt. Daar zat echter nog wel een stevige bult tussen, die we dus twee keer op mochten rijden.
Vandaag kookt Madeleine. Dat klinkt alsof dat uitzonderlijk is en met fietsvakantie is dat ook wel een beetje zo. Meestal kook ik, maar vandaag stond er pasta met spinazie, spekjes en pesto op het menu en dat is de specialiteit van Madeleine. Prei is dan weer zo’n onhandig item voor op de fiets. Net zoals stokbrood. Dus dat geeft altijd een raar beeld van de fietstas. Alsof Madeleine haar sokken een eigen leven zijn gaan leiden.
De route was niet bijzonder lang of moeilijk vandaag. Daarbij opgeteld dat we geen ontbijt hadden gehad, zorgde ervoor dat we heerlijk bijtijds op de rustige camping van Cartaret aanlandden. De camping zit maar 500 meter van het centrum en dus vonden we onszelf rond 5 uur terug op een van de terrasjes achter een bier en een rosé.
Bretagne en Normandië – Etappe 10 (Genêts – Coutances [73km])
Zand, zee en zout hebben hun tol geëist. De fietsen zien er ‘goed gebruikt’ uit en met name de ketting zou wel een poetsbeurt verdienen. Maar het is vakantie, dus nu even niet.
Granville is in het bezit van een Decathlon. De plek om onszelf te verwennen met een nieuwe binnenband, een Co2 patroon en toch maar een handpompje. Ook gelijk maar met de huidige band bijgeblazen met een geleende BTwin voetpomp.
De etappe begon vandaag onder een strak blauwe lucht. Met nog wat koelte in de lucht was het heerlijk fietsen. De voorspelde wind bleef nog even uit daarmee was een ideaal fietsweertje ontstaan.
Lang konden we niet genieten van de blauwe lucht. Vanaf het land kwamen al snel wolken aangedreven, die steeds grijzer werden. We keken nog een keer achterom en namen afscheid van Mont Saint Michel.
Op weg naar Granville. Een minder bekend stadje dat verrassend veel historie in zich herbergt. Uiteraard iets met Engelsen en Duitsers, maar het is ook de thuishaven geweest van Piet Piraat. Wij hadden echter meer oog voor de Decathlon, de Carrefour City en de lokale boulangerie.
Na Granville heeft onze lieve heer een handvol onbeduidende dorpen over een vlak zanderig land gestrooid. Eigenlijk is er tot aan Regnéville is er weinig te beleven. Regnéville is dan ineens uitgerust met een ruïne van een middeleeuws kasteel, wat in voegere tijden weer van hand tot hand ging tijdens de vele Frans-Engelse oorlogen. Tegenwoordig kijk je aan tegen de courtage van een makelaar, maar in die tijd was het gebruikelijk om het pand gewoon te kraken.
Eindbestemming Coutances heeft een opzichtige Kathedraal. Hetgeen prijsgeeft, dat het in vroegere tijden nogal belangrijk moet zijn geweest. De geschiedenis gaat helemaal terug naar de Romeinen en de Noormannen. Wickie de Viking vond het nodig de hele stad te slopen. Niet omdat het moest, maar omdat het kon.
Eigenlijk willen we op fietsvakantie niets plannen. Op de bonnefooi. We hebben echter gemerkt dat in deze tijd van het jaar de hotels en B&B’s volgeboekt zijn. Dus toch maar even kijken en plannen hoe dat moet in een campingarm stukje Nomandië bij Cap La Hague. Verschillende pogingen om een onderkomen in Auderville te bemachtigen liepen op niets uit. Dus hebben we besloten de twee relatief zware etappes in drieën te knippen.
Bretagne en Normandië – Etappe 9 (Saint Benoit des Ondes – Genêts [83km])
De etappe is relatief vlak vandaag. Geen steile klimmetjes of gevaarlijke afdalingen over losliggend grind. Kees Swart vond dat blijkbaar ook wat te dol worden, dus bedacht hij nog een ommetje over Mont Dol. De Tour de Manche gaat daar gewoon rechtdoor langs de kust, dus als je ook geen zin hebt in dat ene klimmetje is dat een goede optie.
En meestal valt er wel wat te klagen over het weer. Vanochtend hebben we de laatste spetters geïncasseerd, maar dat mag eigenlijk geen naam hebben. Er stond wel een stevige wind, maar die was de eerste 60 kilometer in de rug. Dus daar kan ik ook niet over klagen. Het weer werd ook steeds beter en ik zit nu zelfs tegen een strak blauwe lucht aan te kijken.
Maar er moet toch wat zijn wat weer hopeloos in het honderd is gelopen. En dat klopt. Na een kilometer of 5 had ik een lekke band. En niet zomaar een, maar eentje waarbij je binnen een minuut geen lucht meer in je band hebt zitten. Een serieus gat dus. En dat terwijl ik er dit jaar nagelnieuwe Schwalbe Marathon Supreme antilek banden onder heb gezet.
Dit verraad al en beetje mijn onderhoudsdrift. Ronald kijkt me ook altijd een beetje afkeurend aan als ik uitleg hoe serieus ik het onderhoud aan mijn fiets neem. Mijn Santos is 11 jaar oud. De achterband heb ik na een jaar of 8 een keer vervangen door een iets minder versleten exemplaar van mijn dochters fiets. De voorband is dit voorjaar na 11 jaar voor het eerst afgekomen. Natuurlijk is de binnenband dan ook 11 jaar oud, maar deze heb ik zonder blikken of blozen gewoon weer in de nieuwe buitenband gelegd. Daar kreeg ik vandaag spijt van.
Ik was bang dat mijn antilekband minder antilek was dan ik dacht. Maar dat is vooralsnog niet waar. Het probleem was dat mijn ventiel en mijn band niet langer een eenheid vormden. Het ventiel was er finaal afgescheurd. Ouderdom, ongetwijfeld. Ik had er natuurlijk na 11 jaar preventief een nieuw binnenbandje in moeten leggen.
En onmiddellijk diende zich een volgende onvolkomendheid in de voorbereiding aan. Ik had alleen een Co2 pomp meegenomen en al tweederde van 1 patroon besteed aan hulp aan een noodlijdende Fransman. Daarmee had ik nog 1 patroon over en die wilde ik liever niet direct verspillen. Gelukkig is Madeleine een stuk slimmer dan ik en die heeft bij een nabijgelegen huis een fietspomp geregeld. Het ding was van een leeftijd dat het een mooie plek in het museum van Louison Bobet verdiende, maar als je alle onderdelen bij elkaar hield, werkte hij nog naar behoren. 80% van de band met de handpomp en de laatste 10% met het restant uit het aangebroken Co2 patroon. De allerlaatste 10% moesten maar wachten op een benzinestation met luchtpomp.
Ondanks de relatief makkelijke etappe had ik het zwaar vandaag. De benen waren niet eens slecht, maar tussen de oren voltrok zich een verkeerd proces.
Misschien was het omdat de route een beetje saai was. We reden eigenlijk om een berg met een kerk heen. Mont Saint Michel is natuurlijk niet zomaar een berg met een kerk, of eigenlijk een klooster, maar natuurlijk een wereldberoemd Unesco werelderfgoed berg met klooster. Monniken zitten er al sinds 2001 niet meer, omdat het er wemelt van de toeristen die over het dammetje naar het eiland willen lopen. Gelijk hebben ze. Vroeger was het nog enigszins spannend, want toen liep er een getijdeweg naar de berg. Dus als je niet goed timede, hd je op zijn minst natte voeten. Ondanks dat mij dit toch een buitengewoon effectieve manier lijkt om van overtollige Japanse toeristen af te komen, heeft de Franse overheid besloten een serieuze dam aan te leggen, waar je zonder gevaar voor leven overheen kunt.
Maar vandaag was de berg er altijd. Soms even verborgen achter een paar bomen, maar dan doemde hij weer in volle glorie op. En het is best wel een apart ding. Ik vind hem zelfs een beetje lelijk. Het heeft de vorm van een verse drol en de kerktoren lijkt er ook een beetje willekeurig op neer gepleurd. Maar goed Unesco Wereld Erfgoed, dus we vinden het mooi.
Vandaag verblijven we op een viersterren camping. Niet omdat het kan, maar omdat het moet. Er is nog een camping in Genêts, maar die is ‘tijdelijk gesloten’. En ook onze camping was lastig te vinden, want volgens Kees Swart zijn boekje heette het ‘Coques d’Or’. Maar waarschijnlijk omdat de Engelsen hier steeds van in de lach schoten, hebben ze de camping omgedoopt tot Côte d’O. De viersterren slaan natuurlijk op het zwembad, de aanwezigheid van een min vier sterren restaurant en de onvermijdelijke animatie. De sanitaire voorzieningen van menig andere camping is beter dan deze en faciliteiten voor trekkers zoals een picknickbank bij de tentplek en een slechtweergelegenheid ontbreken volkomen. Maar met fietsen heb je niet altijd een keus en mag je het doen met de camping die de route je voorschotelt.
De wind draait lekker mee naar Noord to Noord-Oost de komende dagen, hetgeen ons verzekerd van een prettige tegenwind. Maar dat zijn zorgen van morgen. Vandaag is het genieten van eindelijk weer eens wat zon.
Bretagne en Normandië – Etappe 8 (Plurien – Saint Benoit des Ondes [92km])
Laat. Dat is het woord dat het beste past bij deze dag. Laat van de camping vertrokken en laat bij de camping aangekomen, laat gegeten en laat een stukje geschreven.
Het is allemaal de schuld van de regen. Het is altijd de schuld van de regen. Toen vanochtend de wekker ging, hoorden wij het spetteren op het tentdoek. Als er regen voorspeld wordt, heeft Météo France het altijd bij het rechte eind, En dus trad het regenprotocol in werking,
Alles in de tent inpakken. Eén naar buiten om onder andere de afwas te doen, brood te halen en koffie te zetten. De ander in het MSR commando centrum om de organisatie op touw te zetten. Na het regelen van afwas, brood en koffie mocht ik weer de tent in, waar een gastronomisch ontbijt werd geserveerd.
Als je niet in een tent wilt slapen, kun je op deze camping ook in een Cabana. Het is een soort van openlucht bedstee of een vogelhuisje voor mensen. Het ziet er wel grappig uit, maar is volgens mij helemaal niet praktisch. De binnenruimte wordt volledig in beslag genomen door een matras en de luifel voor je Cabana is niet groot genoeg om onder te schuilen tegen de regen,
Eenmaal op de fiets kwamen de eerste droge momenten. Het incontinente weertype leek langzaam zinnelijk te worden. We koersten langs de kust van het schiereiland van Cap Fréhel en dat is een lust voor het oog. De heide stond in bloei bovenop de ruige rotsen.
En we kwamen langs twee ‘rijksmonumenten’. Een van de vuurtorens waar Bretagne bekend om staat en Fort La Latte. Om het fort daadwerkelijk te kunnen zien, was een wandeling vereist. Die hebben we overgeslagen, want Madeleine had meer dan 80 km op het spoorboekje van vandaag gezet en we waren door de regen al laat vertrokken.
Als je in Bretagne bent, moet je crêpes hebben gegeten. Morgen is de laatste dag dat we in Bretagne zijn, dus hebben we de lokale Crêperie van Matignon verrast met een staatsbezoek. De zaak liep prima en nadat we van onze crêpes geproefd hadden, begrepen we waarom. Prima binnen te houden. Even later schoof een Italiaanse delegatie aan, die ook met de fiets door Bretagne aan het trekken was. Uiteraard worden er dan wat tips en trucs en de nodige sterke verhalen uitgewisseld. En zeg nou eerlijk, Italiaanse vakantiefietsers kom je ook niet iedere dag tegen.
Na de lunch stevende we langzaam maar zeker af op Saint Malo. Al ligt er nog wel 33 km aan relatief oninteressante weg tussen Matignon en Dinard, Bij Dinard begon het duidelijk te worden dat het wel eens een heksenketel kon worden. We kwamen in een stadsfile terecht en er liepen ineens complete gezinnen met wandelwagen en oma in rolstoel over een promenade. Op enkele stukken had de promenade geen hekwerk en lag je bij een verkeerde beweging een meter of vijf lager op de uitstekende rotsen. Ik zag de schoonzoon die oma aan het duwen was vanuit zijn ooghoek zoeken naar een geschikt plekje om oma een zetje naar rechts te geven.
De ‘bus’m want zo heet de veerboot daar, vertrekt vanaf 2 plekken. De eerste is haast niet te bereiken met je fiets, vanwege een aantal steile en smalle trappen. De tweede is wat verder lopen, maar kent weer geen trappen. Dus hebben wij gekozen voor de tweede.
Saint Malo heeft een ommuurde oud deel, dat overigens volledig opnieuw is opgetrokken nadat de geallieerden het nog na de invasie hebben platgebombardeerd, omdat er nog een stelletje Duitsers verstoppertje aan het spelen waren. Bij TussenKunst & Kitsch zou dit onmiddellijk leiden not vermindering van waarde, maar de Saint Malo lijkt toeristisch niet te lijden onder het feit dat het eigenlijk een soort Batavia Stad is.
Het was er in ieder geval te druk voor ons. En zoals eerder aangegeven, hadden we een strak schema. De kilometers na Saint Malo, waren minstens net zo saai als de kilometers ervoor. Daarbij kwam een plots opgestoken tegenwind. Na een pauze om wat te eten en een korte stop bij een Intermarché, volgden nog een aantal zware kilometers naar onze Camping Municipal in Saint Benoit.
Rond half zeven aankomen op de camping is voor ons wat aan de late kant. We moeten dan nog eten, wassen en douchen. Gelukkig scheen de zon, zodat onze kletsnatte tent kon drogen en we staan weer eens op een recht plekje, zodat ik morgenochtend zeker ben dat ik naast Madeleine wakker wordt en niet ben afgegleden naar de buurman.