De extraverte stedentripper wordt geadviseerd de volgende alinea over te slaan.
Wat een drukte, wat een chaos, wat een berg door elkaar krioelende mensen op een veel te klein stukje aarde. Wat een ergernis, wat een stress van voorbij schietende elektrische stepjes en poserende invloedwensers voor bouwwerken waarvan ze de historische betekenis moeten Googelen omdat ze tijdens Geschiedenis hun nagels zaten te vijlen. Wat een verzameling aan stadscampings onder bruggen en op verscholen kades met niet al te kansrijke Parijsenaren die voor hun onderkomen aangewezen zijn op een tent. Waarom lopen er duizenden mensen rondom een ijzeren bouwwerk zich af te vragen waarom ze er tegenwoordig niet meer gewoon bij kunnen, maar een kaartje moeten kopen voor het ‘Eiffelpark’. Waar vind je rust in deze heksenketel, in dit superdiverse mierennest van mensen die klaarblijkelijk de stad verkiezen boven hun vrijheid, die niet beter weten dan dat de wereld ruikt naar een mengeling van Kebab en urine, en die geen idee hebben dat bomen ook lukraak door elkaar kunnen staan en niet altijd netjes in een rij om een stenen kolos op te sieren.
Voor ons introverte rustzoekers is er ‘Le Grand Maulnes’. Een verscholen B&B even buiten het drukke centrum van Parijs. In een keer ben je ver weg van de drukte en kun je bijkomen in een heerlijk appartement of gewoon op het terrasje in de tuin. Madeleine is aardig bedreven in het vinden van dit soort pareltjes en ik moet zeggen dat ze zichzelf weer heeft overtroffen.
Vanochtend zag het er helemaal niet zo idyllisch uit. Overnachten in een parkeerplaatshotel is best okay, maar de kenmerkende DDR uitstraling van de betonnen complexen hebben de charme van een transformatorhuisje.
Maar het Campanile hotel waar we verbleven was niet slecht. De bedden waren prima en er was zelfs airco. Het ontbijt was boven verwachting en de service niet gek. Onze fietsen werden keurig gestald in een technische ruimte en ze schonken er koude cola en fris Weiss bier.
De eerste kilometers waren vandaag op zijn zachtst gezegd bijzonder. We wisten dat we in een snelweghotel zaten, maar toen we de tolpoortjes voor ons op zagen doemen, dachten we even dat we ook daadwerkelijk de Péage op zouden rijden. Er was vlak voor het tolhuisje echter nog een afslag naar links die voorkwam dat we met onze vakantiefietsen op de Autoroute du Nord terecht waren gekomen.
Het landschap is in deze streek niet bijzonder enerverend en de lucht wordt continue vervuild door overvliegende jumbojets. Soms ruik je ze zelfs. We reden half op mijn Wahoo en half op het boekje van Paul Benjaminse omdat de route en de GPX niet helemaal overeen kwamen. Bij Nantouillet ging het mis.
We kwamen een wegafsluiting tegen, die duidelijk aangaf dat we er niet door konden. Maar eigenwijs als we zijn, hielden we koers. We waren wel vaker blokkades tegengekomen die inderdaad onoverkomelijk waren voor autoverkeer, maar voor fietsers niet veel meer om het lijf hadden dan 20 meter lopen. Tenzij er natuurlijk ergens een brug uit ligt. En dat was precies wat hier aan de hand was. We konden Saint-Mesmes zien liggen, maar er was geen doorkomen aan.
Dat betekent dan dat je met opgeheven hoofd je verlies moet pakken en terug moet keren naar waar de Fransen hadden aangegeven dat je een ander pad moest volgen. Op Strava ziet er altijd zo ‘Messy’ uit.
Nadat we via Thieux en Compans de weg naar Gressy weer gevonden hadden, reden we na een stukje MTB parcours vrij snel tegen hét fietspad aan. Hét fietspad zou ons in 21 kilometer langs een kanaal naar de binnenstad van Parijs leiden. En dat deed het feitelijk ook, al waren we door ‘langs het kanaal’ wel op het verkeerde been gezet. Dan denk je toch aan een redelijk vlak parcours, misschien iets stijgend omdat water ook van A naar B moet stromen, maar niks heftigs. Helaas hadden de Franse parcoursbouwers daar andere ideeën bij. Het kanaal ligt verdiept en er is niet al teveel ruimte langs het kanaal. Het voormalig jaagpad werd gebruikt als voetpad en de fietsers werden steeds met steile klimmetjes omhoog gestuurd. Dat zorgde toch best voor wat zuur in de benen.
Eenmaal in Parijs zelf wordt het steeds gekker. Er zijn fietspaden, maar iedereen doet maar wat. Door rood rijden komt vaker voor dan door groen en links inhalen is van een vorige generatie. Stepjes, racefietsen, bakfietsen en zelfs moderne Riksha’s scheuren door elkaar heen. Voetgangers gooien zich er met een schijnbare doodswens voor, hopend dat de fietser uitwijkt of remt. Dat laatste is eigenlijk geen optie.
Maar ik moet het de Fransen nageven. Overal in Parijs vind je fietspaden. Meestal zijn het met lijnen aangegeven stroken op de weg waar niemand zich een hol van aantrekt, maar meer dan eens is het een gescheiden fietsstraat waar je in betrekkelijke rust en met verhoogde kans op overleven overheen kunt. Als je af en toe een Koreaan op een huurfiets ontwijkt, ben je okay.
Een dergelijk fietspad loopt er ook langs de Seine. Als je niet continue hoeft op te letten of je misschien door een of twee taxi’s wordt overreden, heb je de tijd om de omgeving in je op te nemen. Het eerste bekende gebouw dat ik zie is de Notre Dame. Zeer herkenbaar door de steigers die er staan na de brand in 2019.
Als je het fietspad maar blijft volgen kom je vanzelf bij de Eiffeltoren. We gaan op zoek naar een plekje voor de ‘eindfoto’, want een rit in lijn met aansprekende bestemming verdient een eindfoto. Ergens om een stukje gras vinden wij een Brabantse bereid een foto van ons te maken. Veel later, tijdens ons diner in het lokale bistrootje van een van de quartiers van het 19e arrondisement, verzuchte Madeleine dat het eindpunt wel bij iets minder opzichtig en druk dan de Eiffeltoren had mogen zijn. Maar dat is makkelijk praten als je er al eens een keer op hebt gestaan.
Het is nu tijd om wat verkoeling op te zoeken, want overal in Frankrijk waarschuwen ze voor een hittegolf. Het is hier met een ventilator warm, maar wel te doen. Morgen maar meer verder kijken. We hebben nog 3 leuke dagtochten door Parijs van Joke Radius op de rol staan. Ik hoop dat het te doen is, want fietsen door Parijs is wel een avontuur.