C&O Canal trail, VS

Dag 1: Watermanagement

De trail die ik de komende twee dagen rijd, heeft vele namen en die zijn allemaal logisch en correct. De Chesapeake & Ohio Canal Company heeft hier in 1828 een kanaal, of eigenlijk een trekvaart, aangelegd om hout, kolen en andere handige zaken te transporteren. Vandaar de namen C&O canal trail of C&O towpath trail. Vorige keer dat ik hier was hing ik op m’n gravelbike aan een sleeptouw achter een stel mtbers omdat m’n derailleur was afgebroken. Heel toepasselijk zo’n sleep op deze plek en ook spannend, maar dat is een ander verhaal (zie Op Sleeptouw). Ik ben dus weer terug op de C&O trail, ook wel CO genoemd, want Amerikanen houden van kort. De trail loopt van Washington naar Cumberland, een slordige 185 mijl (297km). In het verlengde ervan loopt de Great Allegheny Passage -ook wel GAP genoemd- die nog eens 150 mijl doorloopt naar Pittsburgh. Samen zijn de trails goed voor 540km gravel plezier. 

De hele GAPCO. Mijn route tussen 35 (Point of Rocks) en 90 (Williamsport)

Terug naar de route van vandaag. Ik doe een stukje van de CO oost-west langs Harpers Ferry naar Williamsport. De route (en dus ook het kanaal) volgt de Potomac rivier. “Maar wacht! Een trekvaart aanleggen terwijl er een een rivier gratis en voor niks naast stroomt?” bedacht ik me onderweg. Ja, en daar zijn een paar goede redenen voor. Allereerst is de Potomac op veel plaatsen nogal ondiep en bezaaid met rotsen en stroomversnellingen. Werkelijk prachtig om te zien, maar niet direct ideaal om je spulletjes en jezelf veilig over te vervoeren. Áls het je al zou lukken, wordt het behoorlijk lastig als je ook nog stroomopwaarts wil met je handelswaar. Dus bedacht men een trekvaart die de handel zou stimuleren tussen de oostkust en het binnenland. 

Het kanaal moest in hoogte natuurlijk meevariëren met de rivier, dus moesten er ook sluizen (‘Locks’) in komen. Die zijn overigens allemaal (74 stuks) nog steeds genummerd. Van de rivier werd handig gebruikt gemaakt om het kanaal gecontroleerd van water te voorzien. Een ingenieus systeem van sluizen, buffers, basins, dammen én natuurlijk het trekpad was het gevolg. Maar ook aquaducten om de trekvaart over de grote stromen die uitmonden in de Potomac te leiden. Al met al een aardig stukje watermanagement. Die kennis is schijnbaar verwaterd, want bijvoorbeeld dijken kennen ze hier in de VS niet echt. Maar overstromingen hebben ze wel…daar zou die kennis toch best handig voor zijn geweest denk ik dan. Voordat het kanaal gereed was, was er ook een spoorlijn waar uiteindelijk niet tegen kon worden geconcurreerd, waardoor het kanaal niet erg lang is gebruikt. Het C&O Canal ligt nu bijna overal droog en er groeien inmiddels veel bomen langs, maar gelukkig hebben ze er een Nationaal Park van gemaakt waardoor het pad onderhouden wordt en ik er nu heerlijk overheen kan fietsen. 

Ik ben blij dat ik nog deze herfst de trail heb gekozen, want het is hier werkelijk heerlijk rustig en schitterend. De herfstkleuren blinken je tegemoet en de trail is bijna geheel en al een tapijt van bladeren. En hoewel het vanmorgen regende, schijnt de rest van de dag de zon uitbundig. Heerlijk. Zo om de paar kilometer ligt er zoals gezegd een sluis waar het pad even een paar meter omhoog gaat en weer vlak verdergaat over het bladerdek.

Naast het graven van een kanaal en het bouwen van een spoorlijn, is er hier ook nogal uitbundig gevochten tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Harper’s Ferry, een mooi plaatsje dat hoog boven de rivier uitsteekt en waar de Shenandoah rivier samenkomt in de Potomac, is een van de bekendere plaatsen uit de civil war geschiedenis. Onderweg kom ik nog veel meer plekken tegen waar allerlei veldslagen hebben plaatsgevonden. Alle generaals uit de Amerikaanse schoolboekjes komen in mijn beleving voorbij op de vele informatieborden onderweg:  Robert E. Lee, A.P. Hill, Jubal A. Early, ’Stonewall’ Jackson,… het gaat maar door.

Het mooie aan de trail voor wandelaars en fietsers, is dat -ondanks dat het er overwegend rustig is- er veel voorzieningen zijn. Er zijn redelijk wat campsites, uitgerust met picknicktafels, Dixies (Gotügo), een waterpomp en een vuurplaats. Verder zijn er -zeker voor de fietser- genoeg uitvalplaatsen om te eten en drinken, en overnachtingsmogelijkheden anders dan kamperen. Ik slaap in een simpel hotel in Williamsport. Ze serveren er geen ontbijt, maar vlak naast het hotel staat een WaffleHouse, 24/7 open. Dat wordt een goed ontbijt morgen. 

Dag 2: Harpers Ferry, file op de trap en homeopathische espresso

Mocht je denken dat het weer in Nederland als enige slecht voorspeld wordt, wees dan gerust, het is hier niet anders. Gisteren was er veel regen voorspeld en regende het alleen voor een deel in de ochtend, daarna volop zon. Vandaag zou zonnig zijn, en… tja… Na een uurtje begon het al. De app zei “over een half uur begint het licht te regenen. Dat duurt een half uur”. En dat klopte! Na een half uur hield de lichte regen op en ging over in forse regen. Maar het werd al snel droog, waardoor ik Velominati rule #9 toch niet echt aan mezelf kon toerekenen vandaag.

Ik rijd vandaag dezelfde weg terug over het oude trekvaartpad. Zoals ik al eerder heb ervaren, is dat met deze routes geen straf. Prachtige vergezichten over de rivier, bossen en rotspartijen. Wat me opvalt is dat de rivier hier heel puur is. Wild. Ongecultiveerd. Terwijl ik ernaar kijk, besef ik dat in Nederland werkelijk alles is geïnfrastructuurd. Alles is aangeplant, afgerasterd of op zijn minst ingetoomd en onder controle. Hier niet en dat maakt het adembenemend mooi om naar te kijken. 

Ik krijg al vroeg honger, dus eet ik mijn ‘doggie-bag pizza’ van gisteravond op. Dat was een mazzeltje. Bij het Italiaanse restaurant dacht ik “laat ik eens een medium pizza bestellen in plaats van een small”. Ik kreeg een pizza van 50cm op tafel geschoven waarna ik met grote ogen starend naar de pizza aan de serveerster vroeg “is dit medium?”. Een onbewogen “Yep” was het enige dat ze antwoordde. Maar de pizza was goed en lunch voor morgen was vanzelf geregeld. 

Ook iets wat heel tof is aan de VS: “Wil je alvast wat drinken bestellen?”. “Ja, graag. Hebben jullie bier?”. “Nee, maar je kan zelf bier kopen bij de slijterij hier vlak naast, hij is tot 10 uur open. Als je maar niet overdreven veel gaat drinken…”. Geweldig! En bedenk dat bier hier altijd koud staat bij de liquor store…

De Potomac rivier vormt de grens tussen de staat Maryland, waar de C&O trail doorheen loopt, en de staten Virginia en West-Virginia. Harper’s Ferry ligt in West-Virginia, vlakbij het 3-statenpunt van deze staten. Het ligt dus aan de overkant van de rivier (op een of andere manier moet ik altijd denken aan Drs. P; er is hier alleen geen pontje). Gisteren ben ik er gewoon langs gefietst, maar vandaag wil ik het dorpje bezoeken. De enige manier om van de trail naar Harper’s Ferry te komen is het voetpad langs de spoorbrug. Een steile stalen trap leidt omhoog en onderaan zijn plekken waar je je fiets kan neerzetten. Dat ga ik natuurlijk niet doen, dus de fiets moet mee naar boven. Je mag je fiets gewoon meenemen, net als honden en kinderwagens. Veel, heel veel mensen doen dat ook enthousiast. Het gevolg: een enorme drukte op de trap, want er is een continue stroom mensen in beide richtingen. Die gaan natuurlijk niet allemaal netjes op elkaar wachten, dus -hup- fiets/kinderwagen/hond trekken en sleuren de trap op (of af) en jezelf en je spullen langs de andere mensen zien te wurmen. Erg gezellig. Gelukkig is mijn gravelbike inclusief bepakking relatief licht en met wat geduld ben ik even later boven.

Op de brug een prachtig uitzicht over de Shenandoah rivier die hier uitmondt in de Potomac. Indrukwekkend. 

De spoorbrug over de Potomac naar Harper’s Ferry
Uitzicht op Potomac (li) en Shenandoah (re) rivieren

Het dorpje is nogal toeristisch. Veel winkeltjes en restaurantjes. Bij een koffiezaak beproef ik mijn geluk. Ik koop 2 muffins en bestel een flat white (small uiteraard). Ik krijg een latte, “want de melkschuimer doet het niet goed”. Binnen is het te druk, dus ga ik naar buiten om van mijn tweede lunch te genieten. Dat komt goed uit, want ik wil nog wat genieten van het hoge uitzicht op de rivier. Ergens moeten die 2 shots espresso in mijn beker zitten, maar ik proef er geen reet van. Blijkbaar verkoopt een goede koffie hier niet, want het moet nu eenmaal veel zijn. Veel melk in dit geval. Ik beschouw het als een beker hete melk, wat niet verkeerd is bij een koude wind bij 7 graden. Na de ‘koffie’ nog wat heen en weer fietsen door de straatjes, wat foto’s maken en terug over de brug en mijn favoriete, nog net zo drukke trap terug naar de trail. Onderaan de trap nog wat dringen, veel mensen. Ik stap op en na 1 kilometer ben ik weer helemaal alleen op de trail. Wat een heerlijk gevoel.

Bretagne en Normandië – Etappe 18 (Caen – Flers [91km])

Op een pover hotel ontbijtje zijn we vanochtend vanuit Caen vertrokken richting het zuiden. Het was even zoeken waar we de route konden oppikken. We hebben de Route Fietsen Rond het Kanaal achter ons gelaten en pakken nu de Vélo Francette op. Toen we eenmaal de nieuwe route hadden gevonden, leidde deze ons over een mooi fietspad de stad uit. De Fransen maken er echt werk van om een paar mooie fietsroutes aan te leggen.

Wagon ter nagedachtenis aan het spoor

De eerste 40 kilometer vanuit Caen zijn makkelijk, We rijden weer over een Voie Verte die is aangelegd op een oude spoorbaan. Deze is echter pas in 2018 opengegaan en getuige de nog redelijk moderne wagon halverwege, moet het spoor nog redelijk recent gebruikt zijn. Het is ook een dubbelspoor geweest. Daar waar het fietspad nu ligt, is de rails weg, maar het andere spoor ligt er nog. Inmiddels regelmatig verscholen onder een dikke laag onkruid.

Waar in Bretagne de Voie Verte voor het grootste deel aan twee kanten werd afgeschermd door bomenrijen en je dus weinig kon zien van het landschap, is dat op deze anders. Als we langzaam het ‘Zwitserland van Normandië’ inrijden, kijken we uit op rotsen en behoorlijk hoge heuvels. Het is heerlijk fietsen met mooie uitzichten.

Voie Verte tussen Caen en Clésy

Natuurlijk is ‘Suisse Normande’ een beetje overtrokken term voor dit gebied, maar je vind er wel rotswanden waar je tegenaan kunt klimmen en een echte zomerrodelbaan. Dat begint er toch al aardig op te lijken. Jammer is wel dat de Voie Verte ten hoogte van de rodelbaan net verhoogd ligt, zonder afslag. Dus je kunt er alleen maar komen met een omweg met flink wat hoogtemeters.

Na het verlaten van de Voie Verte, volgen de hoogtemeters van de dag. Gek genoeg kruis je nog wel regelmatig het spoor, dus misschien trekken ze het ooit nog wel door. Maar voor nu moeten we het even doen met een aantal niet al te zware klimmetjes. Ze zijn wat langer dan aan de kust, maar absoluut minder steil. Dus als je maar het juiste verzet kiest, kom je wel boven.

Ook op dit stuk is genoeg te zien, zonder dat je direct gaat bellen of iets op de lijst met werelderfgoed mag. De dorpjes zijn uitgestorven. Het lijkt er wel zondag en dan rond het tijdstip dat iedereen in de kerk zit. Winkels zijn dicht en van koffie kunnen we alleen dromen. We zullen moeten wachten tot Flers.

Het einddoel van de dag is Flers. Een behoorlijke plaats met een kasteel en vele supermarkten. De onze was een hele grote Carrefour. Zo groot dat ze er geen blikje Campinggaz voor me hadden. Dat gebeurt me wel vaker bij de Carrefour, terwijl de meest lullige Intermarché er altijd 1 voor me op de plank heeft staan.

De camping ligt een beetje van de route. De weg er naartoe is druk en loopt licht omhoog. Dan loopt het morgen weer naar beneden, moeten we maar denken. De camping is rustig. Er komen nog wat fietsers druppelen, maar meer dan dat wordt het niet. Wel heb ik voor vannacht nog een uitdaging staan. Mijn matje is nu verworden tot een halve skippybal en ik vraag me af hoe lekker dat zal slapen. Tijdens mijn eerste Bikepack avontuur had ik hetzelfde probleem met een ander matje en toen heb ik echt slecht geslapen. Het voordeel is dat nu niet de middelste 2 banen zijn samengevoegd, maar 2 iets aan de zijkant. Dat biedt misschien nog wat mogelijkheden voor een stabiele zijligging.

Madeleine bood nog aan dat zij er morgen dan wel op wil liggen. Maar ik denk dat als ik er slecht op slaap, dat we de laatste nacht gewoon een hotel pakken. Hoewel het geen zekerheid is dat je dan een goed matras krijgt. De afdrukken van boxspring veren zijn nog zichtbaar op ons lijf, Madeleine loopt krom van de rugpijn en kijk vol enthousiasme uit naar een nacht op een skippybal. Alles beter dan het bed van vannacht.

Bretagne en Normandië – Etappe 17 (Arromanches – Caën [42 km])

In de Tour zouden ze dit een ‘tussenetappe’ noemen. Niet lastig, niet moeilijk en weinig over te vertellen. De eerste helft langs de kust was redelijk saai, maar wel pittig vanwege de wind op kop. Vanaf Courseulles-Sur-Mer gaat het zuidwaarts en dus kregen we de wind meer in de rug. Daar werd de route ook weer wat interessanter met kronkelwegen en bos.

Waar ik er nog behoorlijk naast zat om Bayeux te verbasteren to Banlieu, had ik dat zeker mogen doen met Courseulles. Als er een prijs zou zijn voor lelijkste dorp van Frankrijk, dan stond deze hoop bouwvallen op de nominatie. Het is het Avoriaz van Normandië. Een gedrocht dat opgetrokken is in een tijd dat architecten blijkbaar niet te vinden waren. Natuurlijk is er het excuus dat het in de oorlog volledig platgebombardeerd is. Dat zouden ze nu eigenlijk weer moeten doen. En al laten ze het hele dorp opnieuw ontwerpen door Cees Dam, dan nog wordt het gezelliger dan deze armoedige ghetto voor verlopen strandtoeristen.

Het Avoriaz van Normandië

In Caën is de wederopbouw beter gelukt. Er zal het een en ander hersteld zijn, maar er zijn nog steeds gezellige straatjes te vinden. Ook lijkt een aantal vakwerkhuisjes gered van de bommen en granaten. Met de vele kleine winkeltjes is het prettig ‘shoppen’ in Caën. Ook struikel je er over de restaurantjes, al is de kaart van de meeste beperkt tot café voer.

We zagen 2 coole fietsers door de stad rijden. Eén op een ligfiets en een ander met een BOB kar. Voor het stoplicht draaiden ze plots om, wat irritatie en dus getoeter van automobilisten opwekte. Ze waren duidelijk op zoek naar de uitgang. De informatie is er wel, maar is niet altijd even duidelijk.

Waar moet ik naartoe?

Madeleine heeft midden in Caën een hotel geboekt. Niet te ‘fancy’, maar toch een heus hotel. Ergens stond in een recensie dat de bedden erg goed waren. Dat moet een trol zijn geweest, want ik voel de veren door mijn matras. Maar alles is op dit moment beter dan mijn luchtbedje. Vannacht is ook bij dit exemplaar een naad tussen 2 luchtkamers gesprongen. Hierdoor lig je op een halve skippybal. Dat is het tweede Exped matje dit jaar. Ik moet de exacte aankoopdatum nog opzoeken, maar ik denk dat ze ongeveer 8 jaar oud zijn. Die dingen hebben dus niet het eeuwige leven. Gelukkig gebeurt het redelijk aan het einde van onze tocht. Als het goed is nog maar twee overnachtingen in de tent, dus dat overleef ik wel.

Bretagne en Normandië – Etappe 16 (Pont du Hable – Arromanches [58km])

Met voorbedachte rade hebben we gisteren 10 kilometer meer gereden, zodat we vandaag de tijd hadden om 2 ‘site seeings’ te doen. We hebben de route van Cees een beetje aangepast en zijn via het nieuwe fietspad langs de kust van Pont du Hable naar Pointe du Hoc gereden.

La Pointe du Hoc

Wie de film ‘The longest day’ heeft gezien, zal een beeld hebben bij deze plek. Er in het echt staan en je in te beelden wat voor een hel het hier moet zijn geweest, is nog indrukwekkender. Boven op de klif moet het ooit een plateau zijn geweest, maar dat is nu meer een groot uitgevallen poffertjespan door alle granaatinslagen.

De bunker die ik me herinner uit de film ‘The longest day’

De tweede stop is iets van de route af. Het is het Amerikaanse oorlogskerkhof met meer dan 9.000 kruizen en sterren. Om een indruk te krijgen; op 6 juni 1944 sneuvelden 9.000 geallieerde militairen.

Ik word er stil van…

Tussen al het oorlogsgeweld kronkelt de route gezellig door het Normandische kustgebied. Vrijwel continue met een fris kopwindje en dus de twijfel tussen T-shirt en trui.

Een dikke 10 kilometer voor de eindbestemming rijden we Bayeux binnen. Ik ben erkend slecht in het onthouden van namen en bijzonder bedreven in het verbasteren ervan. Dus de 15 kilometer voor Bayeux heb ik het stadje consequent aangeduid met Banlieue. Het stadje inrijdend besefte ik me dat ik er niet meer naast had kunnen zitten.

Vakwerkhuisje in Bayeux

Door toeval is Bayeux gespaard gebleven tijdens de invasie. Alle overige steden in de buurt zijn platgebombardeerd, maar de Duitsers in Bayeux waren zo verrast dat ze in allerijl de stad hebben verlaten en het onbeschadigd hebben overgedragen aan de geallieerden. Mede daarom is het centrum redelijk authentiek met vakwerkhuisjes en een fraaie kathedraal, voor zover een kathedraal fraai kan zijn.

Kathedraal van Bayeux

En de stad brak de wind, dus konden we heerlijk in het zonnetje op een terrasje zitten. Dachten we.

De lezers van 40 jaar en ouder herkennen het zeker. Arogante, chagrijnige Fransen die je in onverstaanbaar rap Frans afsnauwden en dan wild gesticulerend andere, Franse, klanten lieten weten wat voor een drama die buitenlanders waren. Ik ken ze nog van vroeger, maar moet toegeven dat dit ras zo goed als uitgestorven is.

Zo goed als, want in Bayeux hebben we nog een relikwie gevonden. We bleken een iets te chique etablissement voor een stelletje fietsers te hebben uitgezocht en ons tenue kon blijkbaar de toets der kritiek van de in zwart jurkje geklede serveerster niet doorstaan. Met zichtbare tegenzin werd ons toegestaan een tafeltje te bezetten, terwijl we misprijzend bekeken werden. Briljant hoe sommigen je non verbaal niet welkom kunnen laten voelen.

‘Cola Zero’ is ook een dingetje in Frankrijk. De meeste cafés en restaurantjes hebben het wel, maar velen verstaan ons verkeerd. ‘Un Cola Zero’ werkt het best, maar is zeker geen garantie tot succes. Vaak krijg je dan gewoon een ‘regular’ cola toebedeeld. Zo ook bij ons stuk chagrijn in ‘little black dress’. En aangezien de cola voor Madeleine bestemd was, mocht zij de laatste 10 kilometer naar Arromanche het kopwerk verzorgen om de cola eraf te rijden.

Arromanches zelf stelt niet zoveel voor. Er is een ‘winkelstraatje’ met souvenirs en restaurants, er is een museum met ‘de landing’ als thema en er is de 360 graden film, bovenop de klif.

De restanten van de pontonhaven van Arromanches

Arromanches is met name bekend om haar pontonhaven (code naam Mulberry B). Daar het nogal lastig bleek te zijn om vanuit zee direct een havenstad in te nemen, hebben de geallieerden een manier bedacht om een drijvende haven te creëren voor een strand. Voor de invasie van Normandië hebben ze er 2 bedacht. Mulberry A bij Omaha Beach is na een dag of 10 door een ongebruikelijke juni storm verwoest en dus moest alle bevoorrading via Mulberry B bij Arromanches.

Mooi beeld gemaakt van carrosserieringen

De camping municipal was door Madeleine zorgvuldig uitgezocht voor de rustdag. Geen overmatige drukte van zwembad toerisme en niet het Bohemian laissez faire van een aire naturelle. Vaak ligt een municipal vlakbij de dorpskern en niet zelden naast het sportveld. Zo ook in Arromanches, waardoor het dorp en de winkels te voet te bereiken zijn en we de fiets kunnen gebruiken als paal voor een waslijn.

Bretagne en Normandië – Etappe 15 (Saint Vaast la Hougue – Pont du Hable [87km])

Indrukwekkend. Mensen lopen bij Utah Beach het strand op en draaien zich dan na een meter of 30 om. Met het gezicht richting de duinen. Er is nu niets meer te zien dan Amerikaanse en Franse vlaggen die gebroederlijk naast elkaar wapperen, maar iedereen beeld zich in hoe hier soldaten over het strand hebben gerend, terwijl de kogels om hun oren vlogen.

Het moeilijkste deel van de route zat in het begin. Nog een stevig klimmetje en wat op en neer zonder titel. Maar we reden de eerste 50 kilometer met de wind in de rug. Dan lijkt het met 87 kilometer een van de zwaardere etappes, maar dat viel allemaal wel mee.

We vertrokken ook nog eens in de zon. Veel mooier kun je het niet krijgen. Normandië is wat kleinschaliger en lieflijker dan Bretagne. De kleine wegen kronkelen door het landschap. Af en toe wordt je zicht belemmerd door hagen aan beide zijden van de weg. Regelmatig kom je leuke dorpjes tegen. Een heel aangename fietsomgeving dus.

Wat hoogtepunten betreft was het rustig vandaag. Uiteraard het eerste invasiestrand en de geboorteplaats van een van de voorouders van Walt Disney. De plaats heet Isigny. Uit Isigny is in het Frans d’Isigny en dat is weer verbasterd tot Disney. Moeilijk verhaal wat een aantal Micky Mouse figuren op winkelruiten veroorzaakten en er schijnt een museum over onze ‘Walt’ en zijn voorouders te zijn.

Vanaf Carentan kom je langzaam in het ‘invasiegebied’. Je ziet de eerste Amerikaans vlaggen wapperen en een eerste bescheiden monumentje doemt op. Er rijden ineens oude Amerikaanse voertuigen over de weg en de eerste bordjes wijzen je de weg naar Utah Beach.

Vanaf Isigny loopt er eenlang grindpad Noordwaarts. Er blijkt een asfalt alternatief te zijn en Madeleine is meteen verkocht. Mijn ‘asfalt Jeannette’ is al genoeg over onverharde paden gejaagd. Iedere keer als ze een stuk glad asfalt tegenkomt bedankt ze Emmanuel hartelijk voor bewezen dienst en bij ieder stuk gravel vervloekt ze hem. Ze begint al aardig ingeburgerd te raken in France.

Mijn ‘asfalt Jeannette’ op onverharde bodem

Ik kon het weer niet laten, liet mijn vrouw in de steek en koos voor het grindpad. Dit bleek een karrenspoor langs een zeearm te zijn met meer losse klinkers dan korrels grind. Het was maar goed dat Madeleine de cola meehad, want die was serieus ontploft met al dat gehobbel. Wel weer mooi waren de meeuwen die opvlogen als je aan kwam fietsen.

Gravelpad bij Isigny

Op driekwart van het grindpad kreeg ik plot een hongerklop. Telepatisch of niet, maar Madeleine bleek later rond hetzelfde moment ook een hongerklop te hebben gehad. Uiteraard had zij bananen, cola en Cliff-bars bij zich en ik…. niets. Nadat ik 2 moeizame kilometers had afgelegd en we weer verenigd waren, heeft Madeleine een banaantje voor me gepeld.

Stonden we gisteren nog op een camping met vier hele sterren, staan we vandaag op een Aire Naturelle, hetgeen de Franse variant van een natuurkampeerterrein is. Madeleine had grondig onderzoek gedaan en de antecedenten van camping en eigenaar nagetrokken. De camping had het certificaat ‘Madeleine fähig’ gekregen. Sommige Aire Naturelles zijn serieuze campings en andere zijn een grasveldje met een gat in de grond als WC.

Camping Pont du Hable zit in de eerste categorie, maar is wel een Boheems paradijs. Het is een langgerekt grasveld met lukraak verspreid een aantal bouwvallige caravans. In een Tabbert waar zelfs Koos Petalo zich voor zou schamen, resideert de eigenaar. Deze kwam ons ‘s-avonds WiFi codes uitdelen en vertellen dat we ergens morgenochtend mochten betalen.

Maar de douches zijn warm en het sanitair is redelijk schoon. Er is een koelkast, een magnetron, een wasmachine en een fietspomp. Als het te warm werd, kon je altijd nog een duik nemen in het opblaaszwembad. Kortom, bijna net zo viersterren als onze vorige camping.

Weer een zeecamping, nu zonder strand

In een beetje Boheems paradijs heb je natuurlijk loslopend wild. Op camping Pont du Hable doen ze het bescheiden met een aantal loslopende kippen. Maar man, wat waren die beesten irritant. Nu is een kip in mijn optiek alleen nuttig als ze eieren legt of in de pan ligt, maar deze liepen gewoon je tent in. En toen ik aan het koken was, liep er een bijna mijn pannetje in. Een welgemeend ‘Kssst’ van mijn kant voorkwam groot kippenleed.

Fusilli met kiploos prutje

Bretagne en Normandië – Etappe 14 (Bretteville – Saint Vaast la Hougue [45km])

Wat is de ideale trekkerscamping? Ik stel me deze vraag op een camping die zijn vier sterren ontleent aan een zwembad en een speeltuin. Maar wat zou voor trekkers een ‘vier sterren camping’ zijn?

Om te beginnen staan er alleen tentjes. Geen kampeerklikos, geen tuktrucks en geen foutwagens. Alleen maar tentjes op een veld. Niet met omhaagde plekken, maar lukraak, daar waar de trekker denkt goed te staan. Tussen de tentjes staan voldoende picknick banken. Het sanitair is sober maar schoon en heeft naast een heerlijk warme douche een wasruimte die niet vervuilt wordt door een stortplaats voor portapoties. In de slechtweerruimte met kleine bibliotheek staat een koelkast naast een set ‘lockers’ waarin je veilig je telefoon en navigatie kunt opladen. Om de hoek staat een professionele wasmachine met een bordje erbij dat de je met de wasknijpers in het mandje de was buiten aan de daarvoor bestemde waslijnen kunt hangen.

De vriendelijke receptionist vraagt hoeveel brood en welk soort je morgenochtend wilt hebben en wijst je op het bescheiden campingcafeetje waar niet alleen buitengewoon goede koffie wordt geschoken, maar ze ook Paix Dieu op de tap hebben. Het is tot 11 uur ‘s-avonds gezellig op de camping, waar je ervaringen en sterke verhalen uitwisselt met andere trekkers. Om 11 uur breekt iedereen op en gaat lekker pitten. Niemand snurkt.

Terwijl ik door het gaas van mijn binnentent uitkijk over het prachtige meer, schrijf ik mijn verhaaltje om het daarna te plaatsen via razendsnelle WiFi. Zo ongeveer ziet mijn ideale camping eruit.

Voor vandaag hebben we voldaan aan de tweede wet van Jaap. Waar de eerste wet van Jaap nog iets zegt over hoeveel kilometer je moet hebben gefietst voordat je appeltaart mag, zegt de tweede dat je elke vakantie 1 keer een kerk moet hebben bezocht. Vandaag was het voor ons zo’ndag.

De kerk van Neville is bekend vanwege haar hangende boot. Toen Madeleine mij de beschrijving voorlas, creëerde ik voor mezelf een beeld van een levensechte boot, die ergens onder het dak van de kerk was opgehangen. De werkelijkheid bleek een schaalmodel te zijn, die tussen de Katholieke kroonluchters door naar het altaar probeerde te varen. Wel een mooie kerk, dat wel.

Het was een toeristische etappe. De etappe was kort en niet moeilijk, hetgeen weinig hoogtemeters betekent. Het was mooi weer en er stonden een aantal ‘attracties’ op het programma, waaronder de kerk in Neville.

Vuurtoren van Gatteville Phare

Gatteville Phare heet zo, omdat ‘phare’ vuurtoren betekent. De vuurtoren van dit dorp is de hoogste van Frankrijk en daardoor een trekpleister. Het is misschien de hoogste, maar zeker niet de mooiste. Dat moet Kees Swart ook hebben gevonden, want de route hield ruimschoots afstand van het ding. Je kunt hem beklimmen, naar het schijnt, maar dat hebben we dus achterwege gelaten.

Op naar het schattige haventje van Barfleur. Een vroeger vissersdorpje dat een dramatische daling in inwonersaantal heeft gekend en nu met 600 man de plezierjachten ontvangt. Het is inderdaad wel een aardig haventje,maar om er nou een trekpleiser van de maken, vind ik wat overdreven.

Haventje van Barfleur

Op naar eindbestemming Vaast. Of Saint Vaast La Hougue zoals het officieel heet. Over de camping kunnen we kort en krachtig zijn. Veel geld voor weinig plezier, maar het plaatsje is zeker de moeite waard. Wel een beetje een hoog Frans ‘Gaastra met rode broeken’ gehalte, maar een charmant haventje met leuke tentjes. Het is niet geheel zonder reden dat in 2019 Vaast is uitgeroepen als het best leefbare dorp van Frankrijk. In de haven liggen naast de talloze plezierjachten en bootjes ook nog echte vissersboten. Met bijbehorende odeur, dat dan ook weer wel.

Verschillende gezichtspunten vanuit Vaast, inclusief veerboot dat een amfibievoertuig blijkt te zijn.

Bretagne en Normandië – Etappe 13 (Vauville – Bretteville [62km])

Vaak heb ik wel wat te zeuren over de route, maar vandaag was het heel mooi. Zeker de eerste helft van etappe 13 was de moeite waard. Bij direct vanaf Vauville doken we de kliffenkust in. Dat komt erop neer dat er steil geklommen en gedaald moet worden. Binnen 17 kilometer 3 keer een dubbele pijl (>>), met stijgingspercentages van 14%. Maar het was de moeite waard. Het gebied is hier rustig en prachtig ruig. Af en toe onderbroken door een schattig dorpje, zoals bijvoorbeeld La Roche.

Panorama de Treize Vents

Er komt hier ook zo weinig verkeer dat je veel vee op de weg ziet lopen. We zijn een haan tegengekomen en een heel stel verbaasde koeien. Die zijn banger van jou, dan jij van hen, zo bleek. De boerin was ze aan het opdrijven. Ik denk niet dat wij haar leven makkelijker gemaakt hebben.

Tegenliggers
De rustige wegen door de kliffenkust even voorbij Vauville
De vuurtoren van Goury

Dat het fietsen nog best ging, was op zich een wonder na een hele onrustige nacht. We stonden op een typische surfcamping. Daar moeten altijd wat paradijsvogels tussen zitten. Op deze camping bleek het gebruikelijk te zijn je dieselauto na 11 uur ‘s-avonds de camping op te rijden en voor 7 uur ‘s-ochtends er weer af. Dat scheelt al snel €13,- overnachtingskosten. Maar buiten dat is het ook leuk om rond 4 uur ‘s-nachts Amy Winehouse op te zetten en met portieren en schuifdeuren van busjes te slaan. Waarschijnlijk geholpen door wat chemische verbindingen, waren onze twee overbuurmeisjes verwikkeld in een gevecht tegen de giechellach. Ze hebben verloren.

Plekje met uitzicht op zee

Het weer blijft ons verbazen en niet altijd in negatieve zin. Rond de lunch voelde we spetters die zich langzaam uitbreidden tot een klein regenbuitje. Net genoeg om de regenjas tevoorschijn te toveren. Maar zoals zo vaak, trekt het dan tegen een uur of 4 ‘s-middags weer open en kunnen we nu op ons campingplekje met uitzicht op zee, genieten van een mooie ondergaande zon.

Ondergaande zon met vestingwerken van Cherbourg op de achtergrond

En door al dat geklim deze etappe (911 hoogtemeters), heb ik de klim challenge van Augustus volbracht. Lekker belangrijk natuurlijk, maar wel met volle bepakking. Dus….

Bretagne en Normandië – Etappe 11 (Coutances – Carteret [68km])

We zitten heerlijk op een terras te genieten van het middagzonnetje, een bier en een rosé. We zijn aangeland in Carteret. Dat spreekt misschien niet direct tot de verbeelding en heeft zeker niet de uitstraling van een Saint Malo of een Granville. Het is een rustig havenplaatsje met een aantal restaurantjes, wat winkeltjes en heel belangrijk; een boulangerie.

Genieten van de middagzon

Het gebrek aan een bakker is toch wel het verhaal van de dag. De camping municipal van Courtances kent geen broodservice en terugrijden naar het centrum van Courtances was gezien de steile hoogtemeters niet aanlokkelijk. Gelukkig hadden we in Gratot een boulanger gespot en dat was maar 4 kilometer van de camping en aan de route. Bij aankomst in Gratot bleek de boulanger te zijn geautomatiseerd. Een onaantrekkelijke broodautomaat met een zak beschimmelde donuts was alles wat dit dorpje ons bieden kan. De volgende boulanger zat op 17 kilometer. En ook die bleek uitgestorven te zijn.

Zo kon het dat we 30 kilometer hadden gereden op een harde banaan en water uit onze bidon, voordat we in Lessay een bakker hadden gevonden die ook daadwerkelijk open was. Helemaal zuur was het dat we in die 30 kilometer nog wel door een dorpje zijn gekomen dat ‘La Boulangerie’ heet, maar zijn naam geen eer aandoet.

Ondanks de trek, hebben we toch nog kunnen genieten van de steeds talrijker wordende kastelen. Meestal vergezeld van een kapel of kerk, zijn kastelen een indrukwekkende verzameling aan aanbouwsels. Niet gehinderd door een welstandscommissie knutselden de kasteelheren er naar behoefte en hoeveelheid beschikbare middelen er maar wat aan. Meestal in de stijl die op dat moment hip was.

Een van de kastelen langs de route

Tussen Lessay en La Haye du Puits fiets je parallel aan de D900 ruim 8 kilometer over een ‘voie verte’. Zeg maar een oud spoorlijntje. Als je denkt dat je het wel gehad hebt, draai je bij La Haye linksaf om nog een keer 8 kilomeer loodrechte spoorlijn te volgen. Makkelijk fietsen is het wel, Saai is het ook. Bij Portbail kwamen we de zee weer tegen. Voor een derde keer deze vakantie mochten we over een getijdeweg. De eerste heeft mijn ketting gemold, de tweede was niet eens nat en deze was nat en modderig, maar stond niet onder water. Uiteraard spetterde de modder alle kanten op, dus ik denk dat ik morgen wel weer verroeste onderdelen kan laten zien.

Getijdeweg met blubber. Voor als mijn ketting nog te schoon is.
Eenzame fiets
Kwelders en slikken

Nadat we de zee weer achter ons hadden gelaten, was het mikken op een supermarkt. Om te voorkomen dat we niet alleen het ontbijt zouden missen vandaag, maar ook het avondeten, vertrouwden we niet op de aanwezigheid van een winkel van betekenis in Cartaret en dus was de Carrefour een stukje buiten het dorp ons mikpunt. Daar zat echter nog wel een stevige bult tussen, die we dus twee keer op mochten rijden.

Vandaag kookt Madeleine. Dat klinkt alsof dat uitzonderlijk is en met fietsvakantie is dat ook wel een beetje zo. Meestal kook ik, maar vandaag stond er pasta met spinazie, spekjes en pesto op het menu en dat is de specialiteit van Madeleine. Prei is dan weer zo’n onhandig item voor op de fiets. Net zoals stokbrood. Dus dat geeft altijd een raar beeld van de fietstas. Alsof Madeleine haar sokken een eigen leven zijn gaan leiden.

Niet alleen stokbrood, maar ook prei is onhandig op de fiets
Pasta met spinazie, spekjes en pesto in de maak

De route was niet bijzonder lang of moeilijk vandaag. Daarbij opgeteld dat we geen ontbijt hadden gehad, zorgde ervoor dat we heerlijk bijtijds op de rustige camping van Cartaret aanlandden. De camping zit maar 500 meter van het centrum en dus vonden we onszelf rond 5 uur terug op een van de terrasjes achter een bier en een rosé.

Greenbrier River trail, VS

13 juli 2021, dag 2

Ik schrijf dit onderweg. Waarom, dat vertel ik zo. Het plan was vandaag om een route te pakken iets ten westen van de rivier waar ik gisteren langs naar het zuiden reed. Over de weg dus. Ik kan de route van gisteren natuurlijk ook gewoon terugfietsen (en dat is zeker geen straf), maar -dacht ik- zo zie je nog eens wat anders van de omgeving, ontdek je nieuwe wegen en heb je ook nog wat extra tegeltjes.

De Greenbrier highlands

Ik merk al snel dat de route -hoewel deze zo’n 150 meter hoger ligt dan de rivier- geenszins vlak is. Er zijn hier twee soorten kuitenbijters. De eerste soort is van de categorie 7-10% klimmen en dalen. Ook al zijn de klimmen dan niet lang, ze zijn wel steil en ik bedenk me al snel dat ik dit niet 120km vol ga houden. De andere soort kuitenbijters zijn van de categorie viervoeter: honden! Op de wegen in dit stukje zie je nauwelijks verkeer of mensen, maar dus wel dit soort beesten. Geblaf links en rechts zodra je maar in de buurt van huizen komt. Op het moment dat ik twee van deze mormels plotseling achter mij en mijn fiets aan heb rennen, is de maat vol. Met meer geluk dan wijsheid kan ik ze afschudden, want net op dat moment gaat de weg weer naar beneden. Het is genoeg geweest, hier beleef ik geen plezier aan mijn rit. Dus de eerstvolgende bail-out (tip: maak altijd een plan B) terug naar de rivier via een prachtige afdaling door het groen. Geen huizen, geen honden.

Op de trail voelt het een beetje als thuiskomen. Lekker rustig, vlak, mooi gravel, en schaduw. Nu kan je natuurlijk zeggen dat dezelfde route heen- en terugfietsen wel een beetje saai is, en dat zo’n spoortracé niet echt spannende bochten of technical trail features heeft, om over het klimpercentage van gemiddeld nog geen 1% maar te zwijgen. Maar ik zie eigenlijk alleen maar voordelen. Ten eerste komt het mij vandaag na mijn darmavontuur van gisteren erg goed uit om geen klimmetjes meer te hoeven doen. Hoewel de eerste 16km op en af best goed gingen en ik graag klim, voelen de benen toch slap. Ik moet daarom ook goed eten en drinken vandaag. Daar heb ik gelukkig allerlei spulletjes voor bij me. Een ander groot voordeel is dat er bijna alleen maar schaduw is op deze trail, en dat is fijn op een zonnige dag met 30 graden. Bovendien heeft de trail waterpompen waarmee je vers drinkwater uit de grond kan pompen. Tot slot heb je hier schitterende vergezichten over de rivier, iets wat ik boven op de weg ook had verwacht, maar niet ben tegengekomen.

Met de adrenaline nog in de benen vervolg ik mijn weg over de oude spoorbaan. De benen voelen slap, trillerig. Waarschijnlijk door de kuitenbijters. Ik besluit om het even rustig aan te doen en de adrenaline wat te laten zakken. Tot overmaat van ramp voel ik nu ook dat mijn kont zeer doet. Dit wordt een hele lange dag vrees ik. Ik neem me voor om bij elke campsite of picknick plaats langs de trail even te stoppen en het verslag van de dag stukje bij beetje op te schrijven. Ik merk dat het helpt om af en toe even te gaan staan op de pedalen. Als ik daarna ga zitten, voel ik de pijn even niet en geniet ik echt van de omgeving. Ik ben nog maar op mijl 12 van de 80…

Na een tijdje gaat het beter. De benen voelen eigenlijk wel goed. Wel vermoeid, maar met veel korte stops, repen, koek uit het ontbijtbuffet van het hotel en bergwater red ik mij prima. Mijn tempo gaat langzaam omhoog naar dat van gisteren en ik kan meer en meer genieten van de omgeving. De vergezichten over de rivier met daarin enorme rotsblokken, en de rotsformaties aan de andere kant die stijl omhoog gaan als ware het klimwanden, zijn indrukwekkend. Ben ik even blij dat ik deze route alwéér fiets!

Het is erg leuk om onderweg mede-fietsers te groeten en een praatje te maken (ook iets wat je daar boven op de wegen niet ziet, daar lijkt geen hond te willen fietsen…). Zo wijst een stel mij op het hert dat de rivier oversteekt, terwijl een andere al aan de overkant is. Of een man die uitgebreid aan het lunchen is aan een picknicktafel vlakbij de spoorbrug. Chips, hotdogs, cola, van alles ligt er op tafel. Of ik ook een hotdog wil. Ik bedank, maak een praatje en stap weer op. “Misschien kom ik je straks nog wel tegen” zegt hij. Blijkbaar gaat hij dezelfde richting op als ik. Ik groet en rij de spoorbrug op.

Overstekend wild…

Het enige kleine plaatsje op de trail en in de wijde omgeving van dit 4G-loze gebied ligt op mijl 56: Marlinton. Daar was ik gisteren natuurlijk ook al en het fietscafé DirtBean Cafe&Bike (met wifi) beviel zó goed, dat ik er opnieuw langs ga, dit keer voor iets zoets. De koffie (vers gemalen) blijkt van een kwaliteit waar een Italiaan jaloers op wordt, en ik bestel een dubbele espresso en twee home-made cakes. Ik zie in mijn ooghoek een tap met lokale bieren. Ik registreer het in mijn lange-termijngeheugen en probeer het verder maar te negeren. Ooit als ik hier nog eens terugkom… Boven op het balkon in de schaduw en met wat verkoelende wind, kijk ik uit over het dorpje en geniet. Hier kan ik echt de hele dag blijven zitten. Maar ja, dat kan natuurlijk niet, want ik moet weer terug naar de auto en moet dan nog 5½ uur rijden naar huis. Ik dwing mezelf uit de stoel, vraag de vriendelijke serveerster Kayla om mijn bidons met water te vullen (heel lief: ze doet er ook ijs in) en ga weer op pad.

Ik kom weer in de buurt van de tunnel waar ik gisteren van de andere kant doorheen ben gefietst. Ik zie de lunch-man weer, hij heeft zichzelf en zijn fiets op een campsite in de schuilpIek genesteld. Vreemd, want het is prachtig, zonnig weer. Ik zwaai naar hem en rijd verder. Bij de tunnel maak ik een foto vanaf de brug die met een lichte bocht onherroepelijk naar de tunnel leidt, en hoor achter mij geraas. Wind? Ik draai me om en concludeer: Nee, geen wind, maar regen. Hevige regen en het komt erg snel dichterbij! In een flits denk ik aan de lunch-man. De tunnel! Ik klik in en net als ik de tunnel inrijd, barst het los. Hoeveel mazzel kan je hebben?

Spoorbrug vlak voor de tunnel

Mijl 80, het einde van de trail. Ik ben niet ingestort en heb het gered! Dit is werkelijk een prachtige trail. 250km gravel (als je hem heen en terug fietst tenminste) dwars door de natuur en langs een heerlijke rivier. Als ik nog een keer terugkom, neem ik een hotel in Marlinton. Héél dicht bij het fietscafé.

Mijl 80, eindpunt van deze trail

Grensroute 2021 : Etappe 6 (Bergeijk – Stramproy)

Als je van bos houdt, dan kom je tussen Bergeijk en Stramproy ruimschoots aan je trekken. Mooie, al dan niet verharde, paadjes doorkruisen bossen en velden. Bij een open stuk roep ik altijd ‘ohh, heide’, maar dat is eigenlijk niet zo. De velden staan vol met gele bloemen. Waarschijnlijk Raapzaad, maar ik ben geen kenner. In ieder geval is het geen heide.

Velden vol gele bloemen. Raapzaad?

De prachtige fietspaden liggen er rustig bij. Het is midden in de week en nog voor het hoogseizoen. Slechts een enkele keer hoeven we een tegenligger te ontwijken en zeer zelden hoeven een elektrische fiets in te halen. Gewone fietsen zie je weinig meer. Of het zijn wielrenners in vol ornaat, of het zijn dagjesmensen met trapondersteuning.

Prachtige fietspaden met aan beide zijde een ander uitzicht

Mijn grenspalen challenge begint vorm te krijgen. In een korte tijd raken we er 4. Niet dat het belangrijk is, maar het houdt je van de straat. De grenspalen uitdaging is een + onderdeel van de Long Term Challenge. Dus buiten gemeentes in Nederland, België en Luxemburg sparen, kun je ook grenspalen verzamelen.

In the pocket

Buiten grenspalen, kun je ook bierbrouwers verzamelen. Dat is niet gelogen een echte challenge en veel leuker dan bijvoorbeeld voetbalstadions. In die serie heb ik er vandaag ook een gescoord. De Achelse Kluis kwam helaas net een beetje te snel op de route om er optimaal van te profiteren. Ik denk dat het voor het eerst in mijn leven is geweest dat ik een koffie en Spa rood heb gedronken binnen de muren van een abdij vol met bier. Ik weet niet hoeveel weesgegroetjes ik nu moet doen om van deze doodzonde verlost te worden.

Klooster/abdij bij Achel
En deze heb ik dus gemist (foto Ronald van Gimst)

De camping in Stramproy is Oergezellig. Een leuke, kleine en vooral kleurrijk geheel van oude caravans en tenten met vlaggetjes en lampions. Beetje een Boheems paradijs. Het sanitair is verre van Boheems. Keurig verzorgd en volgens mij net nieuw. Aan de picknicktafel van de Boheemse buurman die niet thuis is, zit ik aan de koffie mijn stukje te schrijven. Deze camping is zeker aan te raden.

Oergezellige ‘ouwe zooi’
Sanitair is Oernetjes

Morgen lopen we tegen het oeroude en alom bekende fenomeen aan van de etappe zonder camping. Ten oosten van Maastricht, daar waar de route loopt, is er geen camping te vinden. Dus hebben we 2 opties. Optie 1 is de achtertuin van Maddy met WC en misschien een douche en optie 2 is een hotelletje in het centrum van Maastricht vlakbij een leuk kroegje waar je keuzestress krijgt van de hoeveelheid verschillende soorten bier die ze op de tap hebben en een gezellig sfeertje. Lijkt me duidelijk toch. Hoewel het hotel wel het nadeel heeft dat je dan weer uit eten moet en niet zelf kunt koken op je Camping Gaz stelletje en 2 pannetjes. Dus moeten we misschien toch voor de achtertuin van Maddy gaan.

Materiaal

Na een dag zwoegen op het zadel is je fietsbroek wel toe aan een wasbeurt. En niet alleen om je medeweggebruikers een plezier te doen, maar ook voor je eigen gezondheid. Moet je maar eens aan een langeafstandsfietser vragen wat er gebeurt als bacteriën de vrij hand krijgen in je zeem. Dus wassen die broek.

Maar dan moet ie ook weer drogen. Als je geluk hebt, schijnt het zonnetje. Maar bij iets minder weer, is het drogen van je fietsbroek een uitdaging. Ophangen in het toiletgebouw kan, meenemen in je slaapzak kan, maar ideaal is het niet.

Wij hebben nog oude outdoor knijpers. Helaas kun je deze niet meer krijgen, maar vroeger waren ze gewoon te koop bij de Bever. We hebben 2 van die knijpertjes aan lusjes in de tent gehangen en daarmee een droogplek voor onze broeken gecreëerd.